135
15 FEBRUARI 1973
bestaat inderdaad. In de begroting is hier ook een post voor opge
nomen. Voor alle duidelijkheid wijs ik er op dat bij deze regeling
de eigenaar van de woningen -- i. c. de Enka -- zich verplicht
tot het aanbrengen van binnen de termen vallende verbeteringen
aan die huizen, wil hij aanspraak kunnen maken op die rijksrege
ling; de gemeente zal dan ook een bepaald percentage moeten
bijdragen. De betreffende begrotingspost is ook door ae raad goed
gekeurd. Dit is dus een zaak voor de Enka, althans voor de eigenaar
van het complex. In de laatstgehouden bespreking is deze financiële
mogelijkheid aan de actiegroepen en aan de directie van de Enka
voorgelegd; het gaat dus niet om iets nieuws en men weet dus dat
dit mogelijk is. Er is ook gevraagd waaruit de medewerking van de
gemeente verder nog kan bestaan. De medewerking van de gemeente
kan verder bestaan uit het meedenken en meedoen door het inscha
kelen van het technisch apparaat van de gemeente, bijvoorbeeld
bij het inventariseren van de bouwkundige toestand waarin de wo
ningen verkeren; daar is ook al op gewezen.
Een van de raadsleden heeft tenslotte gevraagd hoe het zit met
de beschikbaarstelling van de krotontruimingspremie. Ik meen dat
de heer Severens dat gevraagd heeft. Ik kan hem vertellen dat er op
11 januari naar de Gildewijk een mededeling is gegaan, dat de krot
ontruiming is vastgesteld door het ministerie van Volkshuistesting en
Ruimtelijke Ordening.
De heer SEVERENS; Dat was mijn vraag niet. Ik zal het nog even
verduidelijken. Ik vroeg namelijk welke criteria zijn aangelegd om
die krotontruimingspremie toe te kennen, temeer omdat een aan
tal raadsleden ervan overtuigd is dat sommige woningen zonder meer
nog bewoonbaar geacht kunnen worden. De tweede vraag was of er
bij de bepaling of deze woningen krotwoningen zijn nog gemeentelijke
instanties betrokken zijn geweest.
Wethouder VAN DUN: Het is mij niet bekend in hoeverre de ge
meentelijke instanties in dit geheel mede adviseren. Dat antwoord
moet ik op dit moment schuldig blijven.
De heer SEVERENS: Zou ik dat later nog van u mogen vernemen?
De VOORZITTER: Hiermee is de eerste instantie afgesloten. Het
initiatiefvoorstel, de wijze waarop de heer van Dun het behandeld
heeft en de kanttekeningen die hij in het bijzonder bij de punten
V. 1 tot en met 3. gemaakt heeft stemmen in grote mate overeen
met hetgeen van de zijde van het college is gesteld. Ik zou een
beroep op u willen doen alleen daar over te spreken. Wi] moeten
nu tot besluitvorming komen en wij moeten ervoor waken dat wij
tot een vertroebeling van de verantwoordelijkheden komen. Het
door u gekozen dagelijks bestuur heeft de vereiste verantwoordelijk
heden. Wij zullen er verstandig aan doen in dezen de normale we
gen te bewandelen.
De heer JANSEN: Ik wilde graag het woord voor een voorstel van
orde. Mogen wij even vijf minuten schorsing?
De VOORZITTER; Dat is uitstekend, hoewel ik er niet op gere
kend had. De vergadering is voor vijf minuten geschorst.