143
15 FEBRUARI 1973
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
Wethouder DE RAAFF: De diverse sprekers hebben terecht onder
scheid gemaakt tussen het opheffen van de stichting medische sportkeu
ring en het incorporeren in de G. G, en G, D. enerzijds en de verhoging
van de tarieven anderzijds. Deze punten komen toevalligerwijs gelijk
tijdig aan de orde. Het voorstel zelf betreft alleen het opheffen van de
stichting en het incorporeren van de sportkeuringen in de G, G, en G. D,
het betreft niet de tarieven. Men heeft de problematiek aangaande de
tarieven, wellicht terecht, hierbij betrokken en ik zal hier dan ook op
ingaan.
Er blijken nog wel enkele misverstanden over het opheffen van
de stichting en over het streven van het college, respectievelijk de wet
houder, in dezen te bestaan. Ik meen begrepen te hebben dat de eerste
vier sprekers, de heren Kramer en America en mevrouw Paulussen en
mevrouw Jager, geen bezwaren hebben tegen het incorporeren van de
medische sportkeuring in de G, G, en G, D, en dat de heer Koertshuis
daar wel grote bezwaren tegen heeft. Blijkbaar is hij in de war geraakt
door een vergadering die nog niet zo lang geleden heeft plaatsgevonden.
Ik heb in de afdelingsvergadering van maandag jongstleden begrepen
dat nog meer mensen daardoor ongerust geworden zijn, maar ik moet
toch blijven bij de mij schriftelijk gepresenteerde mening van de be
trokkenen.
Er zijn verschillende participanten. Ik heb een brief ontvangen
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de
Geneeskunst, waarin staat dat zij volledig akkoord gaat met het op
heffen van de stichting. Ook zijn in mijn bezit de notulen van de
vergaderingen van de stichting medische sportkeuring en het bestuur
van de gemeentelijke- sportstichting, waaruit blijkt dat zij akkoord
gaan met het opheffen van de stichting. Voorts is er een heel groot rapport
dat ook door de heer Koertshuis is genoemd. Hierin wordt de conclusie
getrokken dat de stichting moet worden opgeheven, waartoe ook het
advies wordt gegeven en het verzoek wordt gedaan. De wethouder heeft
dus helemaal niet het particulier initiatief de nek willen omdraaien en
een 100% verambtelijking tot stand willen brengen. Aanvankelijk heb
ik mij er niet zelf mee bemoeid. Er is mij slechts het verzoek gedaan,
medewerking te verlenen en de raad voor te stellen de stichting op te
heffen. Wat mij betreft had de stichting nog rustig kunnen blijven be
staan. Ik twijfel of ik moet ingaan op de opmerking van mijn collega
in Tilburg. Ik heb inderdaad ook een dergelijk geluid gehoord. Hij
heeft wel gezegd dat hij de neiging voelde opkomen het particulier
initiatief naar de overheid over te hevelen, maar hij heeft er nog
iets aan toegevoegd, namelijk dat hij dertien jaar ervaring had. Ik
heb nog geen dertien jaar ervaring maar ik ben wel een geboren en
getogen en misschien zelfs principieel voorstander van het particulier
initiatief. Ik heb nu vier jaar ervaring; ik krab mij soms wel eens ach
ter de oren en vraag mij af of ik wel op de goede weg ben. Ik heb dus
niet om opheffing van de stichting gevraagd; de stichting heeft dat
zelf gevraagd. Bovendien is na onderzoek gebleken - dit is ook in het
rapport vermeld - dat het werk in feite door de G. G. en G. D„ gedaan
werd. Er was dus wel een particuliere stichting, maar in de praktijk en
feitelijk was het een zaak van de G. G. en G. D.
Ik meen dat de heer Koertshuis nog een vergissing begaan heeft.
Op een gegeven moment heeft hij gezegd dat een van de voorwaarden
volgens de nota het waarborgen van de inspraak was en dat daar in het