146 15 FEBRUARI 1973 wijl enige weken geleden in een bespreking met de sportstichting tegen deze nieuwe opzet nogal heftig geageerd werd. Ik herinner mij bijvoor beeld dat de sportarts die aan deze stichting deelneemt, zich fel tegen de incorporatie keerde. Hij meende onder andere dat een sportkeuring iets geheel anders is dan en niet gelijkgesteld mag worden met een school- keuring. Zoals de heer America zojuist gezegd heeft, betreurde hij het bovendien dat de werkende jongeren er buiten vallen. Ik ben blij dat er nog voorstellen aangaande de tarifering te verwachten zijn. Hoe moet het dan echter met de mededeling die de gemeente reeds aan de sportverenigingen heeft verstrekt en waarin melding wordt gedaan van reeds getroffen ver hogingsmaatregelen? Ik zal proberen duidelijk te zijn ten aanzien van de inspraak van het sportleven via een commissie van overleg. In het voorstel zegt het college dat het voornemens is een commissie in te stellen. Dit is slechts een voornerre n en gezien de absolute voorwaarde die de commissie van onderzoek heeft gesteld is dit veel te zwak gefor muleerd. De commissie van onderzoek gaat met He incorporatie slechts akkoord als aan de voorwaarden voldaan is. Ik wijs slechts op de no ta van deze commissie; in de laatste alinea's wordt het college geadvi seerd: "Ter realisering van de incorporatie zouden wij daarom willen voorstellen het college van b. en w. te adviseren; 1. een commissie van overleg medische sportkeuring in te stellen, welke tot taak heeft te fungeren als een overlegorgaan terzake van de uitvoering van de- medische sportkeuring tussen de G» G. en G. D. enerzijds en de ge meentelijke sportstichting anderzijds, als representant van de Bredase sportwereld en de afdeling Breda van de Maatschappij voor Geneeskunst; 2. de commissie als volgt samen te stellen; a. twee op voordracht door het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst, afdeling Breda aan te wijzen leden, b. twee op voordracht van het bestuur van de gemeentelijke sportstichting aan te wijzen leden, c. de geneesheer-directeur van de G„ G. en G.D.3. de geneesheer-directeur te belasten met het voorzitterschap". Waarom is aan deze voorwaarden en dit advies voorbijgegaan en waarom zijn deze niet in de besluitvorming opgenomen? Bovendien meen ik dat de commissie van overleg door de raad moet worden ingesteld. Als wij dit niet tege lijkertijd doen, vrees ik dat het er niet meer van komt. Ik zie geen re denen waarom dit zou worden uitgesteld. Vanwege de huiver die er bij de betrokken partijen sterk aanwezig is en gezien het uitdrukkelijk ad vies van de commissie van onderzoek ben ik slechts bereid met dit voor stel mee te gaan, indien de volgende zinsneden aan de besluitvorming worden toegevoegd. Na a. en b. zou c. moeten worden opgenomen en de tekst hiervan zou letterlijk moeten overeenkomen met de tekst in het rapport die ik zojuist heb voorgelezen. De heer KRAMER; In de eerste plaats wil ik het college dankzeggen voor de gedane toezeggingen. In de tweede plaats wilde ik nog even over het principe van de kostprijsdekkende tarieven spreken. Natuurlijk is het betreffende voorstel in principe aanvaard, maar ik vraag mij wel af of dit nog dit jaar gerealiseerd zal kunnen worden. Ik wil dit in relatie brengen met de opmerking van mevrouw Paulussen dat zij hoopt dat er ook overleg met de sportverenigingen gepleegd zal worden. Ik hoop dat het een breed overleg zal zijn. Als wij de volgende maand het voorstel op tafel krijgen is het voor mij nog een vraag of dat allemaal nog gerea liseerd kan worden. Ik laat dit helemaal over aan het college en aan de wethouders die de betreffende portefeuilles beheren. Voordat dit gereali seerd kan worden, zal er wel het een en ander bekeken moeten worden, anders zal het gat in de begroting nog groter worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 146