13
4 JANUARI 1973
in de gegeven omstandigheden aanvaardbaar. Voorlopig lijkt het ons
juist ervaring op te doen met het functioneren van het desbetreffende
artikel 12 van de overeenkomst. Mocht dit aanleiding geven tot ernstige
frustratie van de gemeenschapsactiviteiten, hetgeen wij voorshands niet
verwachten, dan zal wijziging in onderling overleg naar mijn mening
mogelijk moeten zijn.
Ook over de overeenkomst van de stichting met de pachter zijn
zowel in de vergadering van 26 september als in de afgelopen afdelings
vergaderingen de nodige opmerkingen gemaakt. Ik heb begrip voor de
moeilijkheden die het feit, dat deze overeenkomt in extenso zou moeten
worden overgelegd aan de raad, met zich brengt. Daarom wil ik mij in
dit opzicht gaarne aansluiten bij hetgeen de heer Sandberg naar voren heeft
gebracht; de essentie van de overeenkomst van de gemeente met de stich
ting wordt tot uitdrukking gebracht in hetgeen voor de raad van belang is.
Tenslotte wil ik iets zeggen over de positie van het personeel. Het
is mij als lid van de raad commissarissen bekend dat met uiterste zorgvul
digheid en in een goed overleg met de vakorganisaties getracht is een
goede oplossing te vinden in de geest, die aangegeven werd in de desbe
treffende motie. Wij zijn van mening dat de voorgestelde afvloeiingsre
geling, die in nauw contact met de vakorganisaties tot stand kwam, al
leszins bevredigend is.
Voor direct en in de naaste toekomst zijn de financiële consequen
ties voor de gemeente zeker niet gering te noemen. Zij zijn echter wel
- en dat achten wij zeer belangrijk - gelimiteerd. Bij een voortzetting
van de exploitatie op de oude voet was het onheil niet te overzien. Om
die reden gaan wij van harte mee met uw voorstel.
De heer VAN BANNING: Zoals de heer Van Duijl reeds heeft aan
gekondigd, zou ook nog één van zijn fractiegenoten hier vanavond een
enkel facet naar voren brengen. Voor ik dat ga doen, zou ik nog even willen
inhaken op uw openingswoord, waarin u uw goede wensen aan ons aanbood.
Ik vind het sneu dat u van onze kant niets te horen krijgt. Weest u ervan
overtuigt dat wij u en het college gaarne het allerbeste toewensen voor
het jaar 1973.
De heer QUADEKKER: Bravo.'
De heer VAN BANNING: U weet dat woorden over gemeentelijke
aangelegenheden wel eens hard kunnen aankomen; de discussie van van
avond klinkt enigszins stug. Ik ben van mening dat juist de botsing van
meningen dikwijls vele goede dingen tot stand laat komen. Ik hoop dat
in het jaar 1973 nog menigmaal de degens zullen worden gekruist in het
belang van onze gemeente.
Ik wil nog enkele woorden spreken met betrekking tot de thans
voorliggende voorstellen. Ik wil beginnen met in te haken op de woorden
van de heer Sandberg. Ook de heer Kroon heeft over het kettingbeding
gesproken. Het gaat om een overeenkomst tussen de huurder van de
gemeente en de pachter-exploitant, die in feite geen goedkeuring van
de raad behoeft. Toch weet u net zo goed als ik dat de raad in het ver
leden zo sterk gebonden is geweest aan de Turfschip-problematiek, dat
de raad bijzonder graag openheid zou zien met betrekking tot de over
eenkomst pachter-stichtine. Ik meen dat ik de mening van de meerder
heid van mijn fractie vertolk als ik zeg dat de overeenkomst niet in
details naar ons over benoeft te komen. Met betrekking tot het wensenpakket
dat de laatste maanden bij herhaling bij u is geëtaleerd ben ik van mening