153
15 FEBRUARI 1973
De vorige keer en ook andere keren hebben wij steeds gezegd dat er
een advies van de Kamer van Koophandel moest komen. De vorige
keer is dit in de motie-Crul nog eens uitdrukkelijk gesteld. Het advies
van de Kamer van Koophandel is in alle opzichten volkomen negatief.
Ik wil mijn betoog dan ook maar heel kort houden en ik sluit mij bij
dat advies aan. Ditmaal is dit zeer gedegen opgesteld, in tegenstelling
tot andere keren toen er op minder juiste wijze werd geënquêteerd. Nu
is er uitvoerig geënquêteerd. Ik ben en blijf dan ook tegen een koop
avond. Ik zou een ieder die nog het woord moet voeren, willen advise
ren het zo kort mogelijk te doen; wij weten toch al hoe wij er over den
ken.
Over de houding van de consument zijn door de heer Jansen aardige
cijfers geproduceerd. In het verleden heb ikzelf ook wel eens dergelijke
cijfers geproduceerd. Bepaalde aantallen zijn niet te noemen, maar ik
weet wel zeker dat de consument in de verschillende plaatsen waar ge
ënquêteerd werd vrij onverschillig tegenover de koopavond staat.
De heer SANDBERG; De heer Kroon heeft er al op gewezen dat
er in het verleden herhaaldelijk over de koopavond gesproken is. Ge
zien de inhoud van de discussies toen en het toenmalige standpunt van
de V. V. D. -fractie zal het u nauwelijks verwonderen dat wij het voor
stel van het college om met een proefperiode van start te gaan met
waardering hebben ontvangen. Ik zou het hierbij kunnen laten, maar
ik meen dat de problematiek van een koopavond, die in het belang
van de hele stad Breda is, dermate belangrijk is dat ik er toch iets die
per op wil ingaan. Met name de ontwikkeling van de economie en van
het leefklimaat in onze stad ligt ons na aan het hart. Een van de belang
rijkste begrenzingen voor de activiteiten van de detailhandel betreft de
openingstijden, In 1931 zijn deze meen ik in de wet vastgelegd en in
1951 voor het laatst herzien; op dit moment is nog steeds diezelfde wet
van kracht. De huidige wet kent een aantal regels; twee daarvan wil ik
even aanstippen omdat deze van belang zijn in verband met de koop
avond.
In de eerste plaats is er de algemene sluitingsregeling. Het is ver
boden de winkel geopend te hebben op zondag, op werkdagen voor vijf
uur en na zes uur *s avonds. Voor dit laatste tijdstip kan een tweetal uit
zonderingen gemaakt worden, namelijk voor de Sinterklaas- en voor de
Kerstperiode. De tweede regel die in dit verband van belang is, is dat
de gemeenteraad voor winkels in de gehele gemeente of voor een gedeel
te daarvan vrijstelling kan geven van het verbod om na zes uur geopend
te zijn. Ook dat is weer aan een aantal regels gebonden; dit mag name
lijk maar ten hoogste voor één avond van een werkdag in de week, en
op zaterdag, terwijl de maximumopeningstijd tot tien uur *s avonds is.
Hier ligt al de eerste mogelijkheid voor een misverstand. De gemeente
kan namelijk vrijstelling geven, doch kan op geen enkele wijze dwingend
optreden om de winkel open te houden; de keus ligt bij de ondernemer.
Uiteraard komt hier het punt van de concurrentie aan de orde, waar ik
zo dadelijk op terug kom. Het lijkt mij het beste de ontwikkelingen
van de laatste twintig jaar, voor zover deze met die koopavond verband
houden, op een rijtje te zetten. Wij kunnen dan allereerst vaststellen
dat er sinds 1951, toen deze wet werd ingediend, behoorlijk veel werk
verzet is. Er is gewerkt op het gebied van de sociale wetgeving en. op
het gebied van het economisch verkeer. De gehuwde vrouw deed haar
intrede in het arbeidsproces. De koopgewoonten zijn niet onaanzienlijk
gewijzigd. Zo is bijvoorbeeld de afstand tussen woonhuis, werkomgeving