15 FEBRUARI 1973 154 en winkelconcentraties aanzienlijk groter geworden; de winkel om de hoek, zoals wij die in het verleden kenden, bestaat niet meer. Het consumptiepakket van 1951 is, vergeleken met dat van nu, slechts een magereboodschappentas. Het daarbij passende distributie-apparaat is totaal gewijzigd» Rond de centra van de steden - kijk ook maar naar Breda - ontstonden uitgestrekte woonwijken» De bevolking van Breda nam toe tot 120» 000 inwoners; tezamen met de bewoners van het direc te verzorgingsgebied kan men spreken van een inwonertal van 200.000. In Nederland reden in 1951 150. 000 auto's rond, op dit moment is dit aantal tot bijna 3 miljoen gestegen. Alleen al in het verzorgingsgebied van Breda rijden er op dit moment zo'n 40 k 50» 000 auto's. De detail handel moet zich aan die vergrote mobiliteit aanpassen. Daarbij kwam dan ook nog de uitbreiding van het assortiment en het fabricageproces in massa. Het aantal verkoopplaatsen in de detailhandel loopt drastisch terug. Nog de vorige week stond er in het journaal "Leven en wonen" een groot artikel over het groeiend aantal saneringsaanvrage,n per jaar. Daar staat tegenover dat de verkoopeenheden een steeds grotere omvang krijgen. Er ontstaan, ver van de oude en voor het verkeer moeilijk toe gankelijke binnenstad, moderne winkelcentra waar de consument alle dienstverlening vindt die hij nodig heeft. Naar onze mening zal deze situatie leiden tot een verdergaande afbrokkeling van de aantrekkelijk heid van de binnenstad. Wij menen dat de steeds toenemende zuigkracht van de randgemeenten hierbij een versterkende factor is» De randgemeen ten nemen met hun flexibel aangepaste koopavond de recreatieve functie over van het winkelen in de Bredase binnenstad. Ik wil bepaald geen on heilsprofeet zijn, maar toch voorzie ik trieste toestanden wanneer Breda de kansen om zich tot een aantrekkelijk centrum te ontwikkelen keer op keer laat voorbijgaan. Men komt naar het stadscentrum om een aan tal redenen, zeker niet in het minst omdat het daar gezellig winkelen is en omdat men daar iets wil gaan drinken of eten» Speciaal tot de detailhandel in de binnenstad wil ik zeggen, dat daar zijn grote kracht in ligt. Vandaag de dag behoeft men voor bankzaken niet meer naar het centrum; de boetiekjes vindt men ook al in de wijkcentra. De koop avond op vrijdagavond, voorafgaand aan de uitgaansavond die de vrijdagavond inmiddels aan het worden is, zal onzes inziens juist aan de binnenstad een enorme injectie geven. Wanneer wij het stadscentrum als ontmoetingscen trum voor de regio willen laten fungeren, laten wij er dan allereerst voor zorgen dat de mensen er naar toe komen. Ik zal het kort houden, maar ik wil graag toch nog een drietal pun ten aansnijden. In de eerste plaats is daar het nog steeds bestaand misver stand als zouden de winkelopeningstijden en de werktijden van het perso neel identiek zijn. Van een terugdraaien van sociale verworvenheden is echter in het geheel geen sprake. Voor het winkelpersoneel geldt een algemene werktijdregeling, die in goed overleg met de vakorganisaties is opgesteld. In de recentelijk gewijzigde verordening secundaire arbeids voorwaarden van het hoofdbedrijfschap detailhandel is voor de werknemers in deze sector de vijfdaagse werkweek ingevoerd en is bovendien bepaald dat de werknemer gemiddeld niet meer dan 42,5 uur per week, met een maximum van negen uur per dag, mag werken. De op de koopavond ge werkte uren vormen uiteraard een onderdeel van de totale wekelijkse arbeidstijd. Ik wil mij graag bij het overlegresultaat van de werkgevers en werknemers, dat een dergelijke regeling in sociaal opzicht volstrekt aanvaardbaar noemt, volkomen neerleggen- In de tweede plaats wil ik het probleem aansnijden van de kleine zelfstandige winkelier, die zich niet uit vrije verkiezing, maar uit pure

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 154