15 FEBRUARI 1973
156
deel verder dan de dag van vandaag.
De heer SPANJER: Ik zal niet zo lang spreken als de heer Sandberg.
Ik stel mij voor dat de heer Sandberg al een heleboel gras voor de voeten
van de heer Van Graafeiland heeft weggemaaid.
De vorige maal heb ik tezamen met mijn fractiegenoot Mensen het
standpunt van de PAK-fractie inzake de koopavond uitvoerig uiteengezet.
Kortheidshalve zou ik naar de notulen kunnen verwijzen en dat doe ik bij
dezen; het is wel interessante lectuur, moet ik u zeggen. Men moet dan
echter wel alles lezen. Over de koopavond wil ik nog een paar andere
opmerkingen maken. Het is opmerkelijk wat er de laatste drie jaar op
dit gebied gebeurd is. In december 1969 is er een voorstel van het col
lege geweest om op grond van de resultaten van een toen gehouden en
quête geen koopavond toe te staan. Zonder hoofdelijke stemming heeft
de raad toen conform het voorstel van het college besloten. Over de
vergadering van januari 1972 behoef ik niets te zeggen, Wij weten alle
maal dat er toen geen enquête gehouden was. Nu komt dit onderwerp
voor de derde maal aan de orde en nu is er wel weer een enquête ge
houden, die echter dezelfde cijfermatige uitkomst heeft. Het enige
dat hieruit blijkt is dat de animo nu nog wat minder is. De vraag of
men voor een proefperiode is wordt door zulk een gering percentage
van de neringdoenden bevestigend beantwoord, dat men. zich moet af
vragen of het wel zin heeft met een dergelijk gering aantal een proef
te nemen. Die proef moet immers uitwijzen of de consumenten ér nu
iets voor voelen of niet. Dat het een complexe zaak is, is de vorige
maal door diverse sprekers teeds uitvoerig betoogd. Ik meen dat het
daarom bijzonder verstandig zou zijn het resultaat van het SER-advies
af te wachten. Alle maatschappelijke organen kunnen hier dan nog
eens met elkaar over praten, verschillende maatregelen nemen en
voorstellen doen; dit geldt zowel voor de vakbeweging als voor de
werkgeversorganisaties.
Waarom zouden wij eigenlijk op grond van dezelfde uitslag van
een enquête als in 1969 nu beslissen dat er wel een koopavond moet ko
men? Als er in die jaren inderdaad iets veranderd was. zou er misschien
een reden voor zijn. De heren Sandberg en Veelenturf roepen een beeld
op van een toekomstig leefpatroon. Men kan natuurlijk van mening zijn
dat in het toekomstig leefpatroon een koopavond heel wel zal passen.
De vraag is echter of men een verandering in het leefpatroon moet be
vorderen door het instellen van een koopavond. Ik geloof dat wij dan
wel de zaken omdraaien. Concluderend wil ik stellen dat mijn fractie
dit voorstel afwijst.
De heer VON SCHMID: Het is de vorige keer duidelijk geworden
dat wij tegen een proef met een koopavond waren. Onze redenen daarvoor
heb ik uitvoerig uiteengezet. ïk meen dat dit vanavond, mede om des
tijds wille, niet opnieuw moet gebeuren. Ons standpunt is ongewijzigd.
Jk vind het inderdaad vreemd en eigenlijk onverteerbaar dat het college
nu opnieuw met het voorstel komt, nadat de vorige keer door de meer
derheid van de raad duidelijk is gesteld dat men pas een beslissing wil
de nemen wanneer de verschillende componenten van het bedrijfsleven
- de werkgevers en de werknemers dus - daar overeenstemming over
hadden bereikt. Op die toets zijn wij toen uiteengegaan. Sindsdien is
er op dit punt niets veranderd; er is nog steeds geen overeenstemming tus
sen werkgevers en werknemers. Bovendien is duidelijk geworden dat vele
middenstanders er zelf niets voor voelen. De heer Sandberg heeft nu wel