157 15 FEBRUARI 1973 een zeer laaiend betoog over de toekomst van de binnenstad gehouden, maar er zijn toch ook nog winkeliers buiten die binnenstad? Wellicht zijn die bij de V.V.D. niet zo bekend, maar zij zijn er toch wel. Wij spreken nu over een koopavond voor Breda en het is dan erg eenzijdig om dit helemaal op de binnenstad toe te spitsen, afgezien nog van de vraag - en daarin ben ik het met de heer Spanjer eens - of dat toekomst beeld van de heer Sandberg nu werkelijk afhangt van een koopavond en van de vraag of Etten-Leur en andere plaatsen nu werkelijk Breda econo misch gezien voorbijstreven of nabijstreven en of dit nu allemaal afhangt van het al of niet aanwezig zijn van een koopavond in de stad. Dat zijn voor mij allemaal volkomen onbewezen stellingen, die het wel heel aar dig doen als men ze op een rijtje zet, maar waarvan de juistheid nog ter discussie staat. De heer SANDBERG; Ik heb het helemaal niet over toekomstplan nen, maar over de huidige situatie. Naar mijn mening loopt de rest ach ter. De heer VON SCHMID: Dat zegt de heer Sandberg al de hele tijd. Het is natuurlijk heel prettig om, als men een bepaald idee in zijn hoofd heeft, aan te tonen dat de V» V, D. zo geweldig vooruitstrevend is en dat alle anderen zielige achteraankomers zijn, maar wij moeten nu gewoon zakelijk praten over de vraag of die koopavond in Breda er moet komen of niet. Laten wij daarbij niet gaan roepen dat de een voorloopt en de ander achterloopt» Het gaat er mij alleen maar om dat er sinds het vo rige debat niets veranderd is, dat er nog steeds geen overeenstemming binnen het bedrijfsleven is, dat zeer vele winkeliers tegen zijn en dat de enquête dit alleen nog eens heeft bevestigd. Nu komt men toch met het voorstel met een proefperiode te beginnen. Ik vind dat iets opleg gen aan de mensen» Als men zo vaak over het particulier initiatief spreekt - wat op bepaalde momenten zeer goed kan zijn - vraag ik mij wel af waarom men het in dit geval dan niet aan het particulier initia tief in Breda overlaat» Als dat op een gegeven moment met een eens luidend voorstel komt, als werkgevers en werknemers het eens gewor den zijn en als een grote meerderheid van de winkeliers het er mee eens is, blijkt duidelijk dat deze behoefte bij het bedrijfsleven van Breda be staat. Ik meen dat de raad dan die ontheffing moet verlenen» Hier blijkt echter helemaal niets van» Er zijn enkele hobbyisten, die daar voordeel van zullen hebben en dit willen doordrukken; tegen alle gegevens in - de resultaten van de enquête tonen aan dat er totaal niets veranderd is en dat er zelfs sprake is van een slechter beeld - komen zij toch met dit voorstel. Ik geloof dat de raad daar niet op in moet gaan. Zij moe ten eerst maar eens duidelijk laten zien dat de verhoudingen in het be drijfsleven op dit punt veranderd zijn. Zolang dit niet het geval is kun nen wij onmogelijk onze steun aan dit voorstel geven. Dat geldt ook voor die proef, waarbij immers een aantal mensen tegen hun zin ge dwongen wordt hun winkels open te stellen. Wij weten in het geheel niet of de arbeidsverhoudingen daarbij ook maar enigszins goed zijn geregeld. De heer Sandberg praat er nogal gemakkelijk over» Als het allemaal zo gemakkelijk was, zou er ook niet zo'n strijd binnen het bedrijfsleven over gevoerd worden. Het zal u dan ook wel duidelijk zijn dat wij tegen dit experiment op dit moment zijn. De heer VAN OS; Tot nu toe zijn de voor- en tegenstanders af wisselend aan het woord geweest. Het spijt mij dat ik deze regelmaat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 157