15 FEBRUARI 1973
158
moet doorbreken. Het is juist dat het college met een voorstel inzake
de koopavond terugkomt, want na de aanvaarding van de motie-Crul
was het gehouden dit te doen. Het heeft ons wel verbaasd dat de kleinst
mogelijke meerderheid van het college met een voorstel van deze aard
is gekomen. De argumenten die voor een koopavond pleiten zijn alleen
maar zwakker geworden en er is dus nog minder reden dan de vorige keer
om een proefperiode met een koopavond in te stellen. Het is onnodig de
argumenten van alle andere sprekers te herhalen. Dat de V.V. D. nieuwe
wegen is ingeslagen was ons allang bekend; dat die wegen nog steeds naar
hetzelfde doel leiden was ons ook bekend. Wij zijn dus tegen dit voorstel.
De heer VAN CAULIL: Wanneer ik zeg dat ik kort wil zijn, dan zal
ik ook werkelijk kort zijn. De heer Kroon voert aan dat wij er al tien jaar
over bezig zijn. Dat is best mogelijk, maar wij blijven dan ook tien jaar
hetzelfde zeggen. Het heeft daarom geen zin nog langer te praten. Men
is van huis gegaan met een bepaalde opvatting. Wij zijn hier nu aan het
beraadslagen en het moet dus mogelijk zijn de standpunten te wijzigen.
Ik zie dat helemaal niet zitten en ik verwacht dat ook niet; ik zal het
daarom heel kort maken. Wanneer men aanvoert dat er nu nog minder
argumenten aan te dragen zijn, dan adviseer ik met de proef te begin
nen. De vorige keer bleek ook al dat wij daar zo bang voor zijn, maar
wij behoeven niet zo bang te zijn de proef op de som te nemen. Laten
wij de volgende tien jaar nu eens stoppen met praten over de koopavond
en laten wij het nu eens een half jaar met die proef proberen.
De heer BROOIMANS: Vooraf wil ik er op wijzen dat er een paar
typefouten in het preadvies staan. Op de eerste bladzijde, zesde regel,
staat het jaartal 1973; dat moet 1972 zijn. Op dezelfde bladzijde,
twaalfde regel, staat 20 januari j.l.dat moet 20 januari 1972 zijn. Dit
is nodig voor een goede lezing van het betreffende preadvies.
Over het verhaal zelf wilde ik het volgende opmerken. Toen in
de raadsvergadering van 20 januari 1972 het voorstel tot instelling van
een wekelijkse koopavond voor een proefperiode van zes maanden aan
de orde was, is hier door de raad zeer uitvoerig over gediscussieerd;
vanavond is daar nog herhaaldelijk op gewezen. ïn die vergadering ben
ik uitvoerig ingegaan op de consequenties van de invoering van een koop
avond. Bij het instellen van een koopavond zijn drie groeperingen betrokken,
te weten de winkeliers, het winkelpersoneel en de consumenten. Ik zou nu
kunnen volstaan met hetgeen ik toen gezegd heb slechts te onderstrepen.
De Decom, het N. K, V, -Breda, het overlegorgaan van de vakcentrales
in Breda en de K. W, J.staan nog steeds op hetzelfde standpunt. Ook het
huidige N, K. O. V, -bestuur wijst de koopavond af. Het heeft mij verwon
derd dat het college, zij het met de kleinst mogelijke meerderheid, thans
met dit voorstel komt, In de raadsvergadering van 18 december 1969 zegt
de woordvoerder van het college: "Wij hebben namelijk het gevoel dat,
wanneer wij met een koopavond beginnen, de ondernemers het zelf moe
ten willen. De raad kan niet meer doen dan een ontheffing verlenen. Wij
kunnen niets opleggen". Op 20 januari 1972 neemt de raad een motie aan
en verwijst hij de zaak koopavond naar de Kamer van Koophandel terug.
Hierin ligt duidelijk de wens opgesloten, de meningen van werkgevers en
werknemers via een enquête te peilen. Nu blijkt 65<7o van de werkgevers
in een proef met een wekelijkse koopavond geen brood te zien. Ik ver
wacht van een democratisch stadsbestuur dan een democratisch voorstel.
Als het college meent het algemeen belang te behartigen door instelling
van een koopavond, en daardoor het stadsbeeld te verlevendigen en toe-