14
4 JANUARI 1972
dat het een goede zaak zou zijn als dit zijn weerklank zou vinden in
die overeenkomst; juist die punten van de overeenkomst moeten ter
kennis van de raad worden gebracht. Dit is geen punt van wantrouwen
ten opzichte van het college, maar meer een toetsing. Als dit voor u
een onoverkomelijke zaak zou zijn, moet dit tenminste aan een raads-
afdeling worden overgebracht. Wij verwachten dat het college aan ons
verzoek zal willen voldoen.
U hebt een overeenkomst met een stichting aangeboden. Die stich
ting neemt een aantal verplichtingen op zich. De identiteit van die stich
ting is echter niet aan de raad bekend. Wie zijn de participanten? Als ik
het populair mag zeggen, gaan wij eigenlijk met een club in zee waarvan
wij in "feite niet meer weten dan het feit dat er gesproken is met een aan
tal in Breda bekende, achtenswaardige personen. Kan het college voldoen
de zekerheid geven in verband met het feit dat inderdaad jaarlijks tenmin
ste een bedrag van 60. 000, -- aan participantenleningen in het bedrijfs
fonds zal worden gestort? Is het college, indien het niet in bevestigende
zin kan antwoorden, van mening dat in de overeenkomst voldoende stringente
bepalingen zijn opgenomen om eventueel tot een ontbinding van de overeen
komst over te kunnen gaan, bijvoorbeeld bij wanprestatie?
Vervolgens het derde punt. Deze kwestie is ook door andere raadsleden
aangeroerd. Ik neem dus aan dat u mij op dit moment niet buiten de orde
zult verklaren, hoewel u in feite alleen het eerste punt aan de orde heeft
gesteld. Het gaat om de vorderingen op de garanten, in feite, de achter
borgen van de N. V. Het Turfschip. In het verleden heeft men bij herhaling
naar de achterstand gevraagd. U heeft nu een overzicht gegeven. Als men
daarover met fractiegenoten en met anderen praat, hoort men op verschil
lende wijzen over deze zaak redeneren. Sommigen zijn van mening dat de
fout ligt bij de niet betalende achterborgen, anderen zijn van mening dat
de gemeente hen niet heeft aangemaand. Ik ben van mening dat dit onder
werp op het ogenblik niet zo relevant is. De heer Crul heeft terecht gevraagd
of u ervoor zou kunnen zorgen dat deze zaak in maart duidelijk uit de doe
ken wordt gedaan. Als de gemeente had nagelaten er nadrukkelijk op aan
te dringen dat óf de gemeente óf de N.V. zijn verplichtingen moest na
komen, zou het college straks in maart kunnen zeggen dat alle bedragen
binnen zijn. Als ik mijn informanten moet geloven, wachten enkele ach
terborgen zeker op een uitnodiging uwerzijds. Het zou misschien onzakelijk
zijn als de achterborgen zelf zouden komen. Zij wachten op een uitnodi
ging om tot betaling over te gaan. Ik wil u dan ook nadrukkelijk verzoe
ken of u die uitnodiging, zo dit al niet kort geleden is gebeurd, naar de
achterborgen zou willen zenden teneinde de achterstand te kunnen weg
werken.
Ik wil nog ingaan op enkele punten, die vanavond zijn geëtaleerd.
De heer Crul heeft gesproken over een uitholling van de besluitvorming
door invloeden van buitenaf» Hij is van mening dat de invloed van het
bedrijfsleven onevenredig groot is. Hij heeft misschien een reden om dit
te zeggen. Ik heb persoonlijk die. indruk niet gekregen. Ik ben bijzonder
gelukkig met de invloeden van buitenaf op en met de belangstelling voor
een aantal zaken. Ik heb dit reeds de vorige keer in verband met de
Turfschip-kwestie gezegd, toen het rapport van de commissie ad hoe uit
kwam. Eén van de grote verdiensten van het rapport was naar mijn me
ning het feit, dat men de gehele zaak duidelijk had geëtaleerd. Daarmee
heeft men bovendien bij een aantal ingezetenen reacties opgeroepen.
Daar ben ik blij om. Ik hoop dat vanuit allerlei geledingen in de toe
komst met het werk in de raad blijvend zal worden meegeleefd. Ik hoop
ook dat de intensiteit, waarmee dat gebeurt, groter zal worden. Dit zaï
eerder kunnen bijdragen tot een meningsvorming van de raadsleden dan