160 15 FEBRUARI 1973 naar de notulen van de vorige séance; de heer Spanjer heeft dat ook gedaan. Wethouder Van Dun verontschuldigde, zich dat hij misschien in herhaling zou vervallen, maar ik verontschuldig mij bij voorbaat dat ik er hier en daar wellicht zonder meer overheen loop; de balans voor w at betreft deze kant van de tafel is dan wel in evenwicht. Ik zou toch een paar opmerkingen willen maken en die hebben betrekking op enige hardnekkige en kennelijk ook onuitroeibare mis verstanden. Naar mijn mening worden deze misverstanden bewust in het leven gehouden om toch vooral te voorkomen dat via. een proef eventueel de waarde van een koopavond zou worden bewezen. Misverstand nummer een. Men wenst kennelijk niet te begrijpen dat het voorstel slechts de invoering van een proefperiode en niet van een definitieve koopavond betreft. Toch worden er - ook vanavond weer - allerlei veronderstellingen geuit, die in een later stadium wellicht tegen de definitieve invoering van een koopavond zouden kunnen pleiten, maar die nooit tegen het aangaan van een proef kun nen worden aangevoerd. Het argument dat slechts een klein deel van de winkels open zal zijn erx dat de koopavond daarom niet zal kunnen slagen, berust op een waarschijnlijkheid en gaat uit van een veronder stelling, Een tweede veronderstelling is dat de koopavond kostenver hogend werkt en een derde veronderstelling is dat de koopavond niet van belang zou zijn in het kader van de. ontwikkeling van Breda, Men meent ten onrechte dat er iets wordt opgelegd. Er wordt helemaal niets opgelegd, want geen enkele ondernemer wordt verplicht zijn winkef open te stellen. Dit wil ik via de voorzitter tot de heer Von Schmid zeggen. Zoals ook de heer Sandberg heeft gezegd, is het merendeel van de ondernemers die tegen de koopavond zijn ook helemaal niet van plan hun winkel open te stellen. Dat staat in het voorstel; het gaat hier om 80"lo,, Misverstand nummer twee. Men wenst kennelijk niet te begrijpen dat de openstellingstijden van de winkels geheel tot de competentie van de ondernemers zelf behoren. Ook is er een aanzienlijk verschil tussen open stellingstijden en de arbeidstijden van het personeel; compensaties zijn in voldoende mate aanwezig. Misverstand nummer drie betreft met name de opmerkingen van de heer Jansen. Kennelijk wenst men niet in te zien dat het nog jaren kan duren voordat het SER-advies tot een daadwerkelijke wijziging van de Winkelsluitingswet leidt. Weliswaar is er al een SER-advies, maar voor Breda biedt dit vooralsnog geen enkel soelaas. Ik meen dat dege nen die zich achter dit SER-advies verschuilen, zich bezighouden met een vorm van struisvogelpolitiek. Misverstand nummer vier. Dit betreft de enquêteresultaten die uit het NIPO-onderzoek zouden blijken. Zo nu en dan lees ik nog wel eens wat. De enquête die toen onder consumenten is gehouden heeft betrekking op de volgende suggesties; geen sluiting tussen de middag, openstelling van elf uur 's morgens tot half acht 's avonds, sluiting op een middag, sluiting op zaterdagmiddag vanaf één uur en verval len van de koopavond. Tegen dat voorstel heeft het merendeel van de door het NIPO geënquêteerden "neen" gezegd. Nu is er echter iets heel anders aan de orde. Met name de heer Brooimans, maar ook de heer Kroon en enige anderen refereren aan uitspraken die in het verleden met betrekking tot de koopavond zijn gedaan. Zij ignoreren dat er tussen 1969 en nu toch wel het een en ander is gebeurd. De heer Sandberg heeft daar ook al op gewezen. Kooppatronen zijn gewijzigd en de detailhandel zal zich aan allerlei nieuwe vormen van distributie dienen aan te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 160