163 15 FEBRUARI 1973 Ondanks afwijzende adviezen gaat de koopavond in een aantal plaatsen rustig door; denkt u bijvoorbeeld maar aan Rotterdam. Alle principebe sluiten in deze raad genomen zijn naderhand tot een automatisme ge worden. De heer VAN BANNING: Enkele sprekers hebben in eerste termijn dit voorstel als niet democratisch gekwalificeerd. Ik heb daar wel be zwaar tegen. Als ik het voorstel van de meerderheid van het college zou willen volgen, zou dit betekenen dat ik daarmee een als niet de mocratisch gekwalificeerd handelen zou ondersteunen en daar heb ik ernstige bezwaren tegen» Wat is immers het geval? Er is een aanvraag ingediend en deze is bij het college in beraad geweest. Er wordt precies vermeld hoe het college er over denkt en het is nu aan de raad zijn oor deel erover uit te spreken. Het gaat mij allemaal wel iets te ver. Men zegt ook welke de uitkomsten van de verschillende onderzoekingen zijn en als zodanig worden die niet aangevallen; er is wel een aantal toevoe gingen gedaan. Ik kan wel begrip hebben voor de mensen die nu tegen dit voorstel zijn, maar het gaat mij te ver dat dit voorstel als zodanig als niet-democratisch wordt gekwalificeerd» Ik zou hierdoor geremd kunnen zijn in mijn besluitvorming, De heer VON SCHMJD: Nog een enkel woord. De wethouder is nogal uitgepakt tegen de tegenstanders; uiteraard is dat zijn goed recht. Behalve tegen de raad zou hij dat dan ook maar eens tegen het college moeten doen. Kennelijk is hij ook niet in staat geweest iedereen in het college van zijn gelijk te overtuigen» Als men binnenshuis nog niet eens klaar is met de zaak, moet men niet reeds de mensen buitenshuis allerlei dingen naar het hoofd gooien. De wethouder spreekt voorts over allerlei veronderstellingen die door de tegenstanders van de koopavond worden geopperd. Wij kunnen dat net zo goed omdraaien. In zijn eigen betoog komen ook allerlei veronderstellingen voor: het zal wel zus of zo zijn, ook daar heeft hij geen bewijzen voor» Wat dat betreft leven wij dus allemaal in het land van de veronderstellingen, maar dat mogen wij elkaar dan nauwelijks verwijten. Hij heeft voorts gezegd dat iedere detailhandelaar zijn winkel dicht kan laten. Dat is natuurlijk niet juist. Formeel gezien kan dit wel, maar als er een koopavond komt zal men wel gedwongen zijn om in de running te blijven en ook de winkel open te stellen» Ik neem aan dat dit bij een heleboel zaken het geval zal zijn. Het argument is: men kan zijn winkel dichthouden, maar dit kan slechts op formele gronden en daar houdt het ook mee op. Hij heeft ook gezegd dat de koopkracht in Breda voortdurend af neemt. Hij heeft daarbij niet het bewijs geleverd dat dit in verband zou staan met het feit dat er hier geen koopavond is. Ik denk dat hier een heel andere factor in het spel is, maar daar hoeven wij vanavond niet over te praten. Breda zal toch wel heel wat anders moeten doen dan het instellen van een koopavond om er voor te zorgen dat de koop kracht hier weer gaat toenemen. Ook de zin van de motie van de heer Crul heeft hij aan de orde gesteld. Naar mijn mening is de zin van de motie gelegen in het feit dat de meerderheid van de raad hiermee de beslissing wilde uitstellen omdat hij eerst wilde weten hoe er binnen het bedrijfsleven, dus in de verhouding werkgevers - werknemers, over gedacht wordt. De bedoe ling die daaraan ten grondslag lag was - anders had men die motie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 163