164
15 FEBRUARI 1973
nooit ingediend - dat men, als het voorstel voor een koopavond weer
in de raad terug zou komen, zou kunnen zeggen dat die tegenstelling
nu blijkt te zijn opgeheven. Deze tegenstelling is echter niet opgeheven.
In die zin zou die motie bij wijze van spreken vanavond opnieuw kunnen
worden ingediend. Terecht zegt de wethouder dan dat er geen nieuws
onder de zon is. Nee, inderdaad, en ook zijn argumentatie is precies
dezelfde als de vorige keer. De feiten zijn ook precies hetzelfde geble
ven. De redenen van de vorige, keer zijn nog onveranderd. Waarom zou
den wij dan nu wel voor die koopavond zijn?
Ik wil hieraan toevoegen dat ik het verheugend vind dat ook bin
nen het college kennelijk enige mensen die conclusie hebben getrokken.
De heer AMERICA; Vaak is het de schuld van de raad dat wij te
lang praten, maar naar mijn gevoel is het nu de schuld van het college,
want dat is met dit voorstel gekomen. In tweede instantie wil ik toch
wel even iets zeggen want ik ben door bepaalde antwoorden van wethou
der Van Graafeiland wel enigszins geraakt.
Ik heb een klein hartje en in dat hartje ben ik een klein socioloog-
je. Als wethouder Van Graafeiland nu zegt dat een onderzoek dat vooraf
wordt ingesteld altijd negatief uitvalt, moet ik hem toch verzoeken eens
een college van mij te volgen. Ik wil ook wel eens graag een college
van hem over financiën volgen. Het is mij echter toch te bar als hij zegt
dat een dergelijk onderzoek altijd negatief moet uitvallen en dat de
juistheid van een stelling alleen bewezen kan worden door iets te onder
nemen. Ik ben het ermee eens dat er heel veel experimenten op aller
lei gebied gedaan kunnen worden. Het experiment wordt echter altijd
moeilijk uitvoerbaar als het mensen betreft. Het betreft hier bovendien
mensen die zeer kwetsbaar zijn. Ik herhaal dat het hier gewoon om de
arbeider gaat, die kwetsbaar is en die hier de dupe van kan worden.
Er is namelijk geen compensatie voor deze zaak te bieden. Wij staan
machteloos en wij moeten solidair zijn met degene die machteloos is.
Sprekend over machteloosheid wil ik ook nog even spreken over
"macht". Via de voorzitter wilde ik wethouder Van Graafeiland vragen
of hij ooit van de uitspraak: "de macht van het kapitaal" heeft gehoord.
De macht van het kapitaal zou ook hier wel eens een veel belangrijker
drijfveer dan vele andere zaken kunnen zijn. Misschien kan hij daar eens
over praten en ik wil daar ook wel eens met hem bij een borreltje over
praten. Ik geloof dat dit noodzakelijk is om wat dichter bij elkaar te
komen. Ik wil hem er dan op wijzen hoe belangrijk die macht van het
kapitaal is. Dat is hier op dit moment aan de orde. Ik hoop dat wij een
verstandig besluit zullen nemen en solidair met de zwakste groep zullen
zijn.
De VOORZITTER: Daar komen wij niet uit. Ik doe opnieuw een
beroep op u, tot stemming over te gaan. De tweede termijn is echter
nog niet afgelopen, merk ik.
De heer VAN CAULIL: Dan wil ik heus alles wel inslikken. Dit
gaat mij toch te ver.' Wanneer men er zulke dingen bij gaat halen maakt
men er een drama van. Die mensen hebben toch voldoende vertegenwoor
digers? Dit heeft er totaal niets mee te maken.'
De heer ROOZEBOOM: In al die tien jaar heb ik nog nimmer over
de koopavond het woord gevoerd. Ik zal ook heel kort zijn. Ik vind wel
dat er op het ogenblik wel erg lichtvaardig met uitslagen van enquêtes