165 15 FEBRUARI 1973 wordt omgesprongen. Als men zegt dat er geënqueteerd is en dat geble ken is dat de meerderheid van de consumenten het niet nodig vindt en dat het daar niet voor hoeft, is dat bestuurlijk gezien nog geen norma tief gegeven. Ik zal eens een aardig voorbeeld geven. Stel nu eens dat wij in alle wijken van Breda een enquête zouden houden over de vraag of men de stadsschouwburg nodig vindt. Wij zouden dan wel eens kunnen schrikken van de uitslag' De heer SEVERENS: Natuurlijk.' De. heer ROOZENBOOM: Moeten wij de schouwburg dan sluiten? De heer SEVERENS: Natuurlijk.' De heer ROOZENBOOM: Ik wi.1 er nog wel een serieuze opmerking aan toevoegen. Deze vorm van democratie zou wel eens erg ondemocra tisch kunnen zijn. Het is best mogelijk dat de 20°Jo van de geënquêteer den die vóór is, in een maatschappelijke situatie verkeert waardoor het nodig en wenselijk is. Dit is niet aangetoond, maar met dit gegeven zou men als bestuurder rekening moeten houden. Dat is zeer wel moge lijk. Men kan dat grapje van de stadsschouwburg natuurlijk wel zo uit leggen, maar ik meen dit toch te moeten opmerken. De VOORZITTER: De meerderheid van de inwoners van Breda vindt ons misschien wel niet nodig en dat is nog veel kwalijker.' Dat wordt dan wel héél vervelend.' Dames en heren, het is nu plezierig genoeg geweest. Ik heb reeds geprobeerd u tot stemmen te bewegen en iedereen moet daar verder aan meedoen. Er is geen schijn van kans dat de stemmen staken, want er is een oneven aantal leden aanwezig. Met alle respect voor iedere wethouder, maar ik ben de heer Van Graafeiland vergeten.' Wethouder GRAAFEILAND; Ik wilde vooral iets zeggen tegen de mensen die in hun grote of kleine harten zijn geraakt. Ik heb de opmer king over struisvogelpolitiek in de richting van de heer Jansen alleen gebezigd omdat ik het onjuist vind als men zich verschuilt achter de kreet dat er nog een SER-advies komt. Het zal nog jaren duren voordat dat SER-advies er is. Het gevaar van automatisme dat een proefperiode met zich zou kunnen brengen, kan worden opgeheven door na de proef periode in Breda op zijn minst een maand te wachten. Ik wil via de voor zitter tegen de heer Von Schmidt zeggen dat ik geen enkele veronderstel ling heb geuit. Ik heb slechts aangetoond dat er met betrekking tot enke le veronderstellingen misverstanden bestaan. Het college wil alleen maar een proefperiode instellen om te onderzoeken, De heer VON SCHMIDT: Een deel van het college.' Wethouder VAN GRAAFEILAND: Een deel van het college, zo u wilt, bestaat namelijk ook niet uit helderzienden. Vooralsnog ben ik van mening dat die ook in de raad niet al te dik gezaaid zijn. Uiteraard kunnen wij nu maar het beste zo spoedig mogelijk gaan stemmen. Ik wil echter wel constateren dat, als wij Breda niet de gele genheid bieden gedegen informatie te verkrijgen, het nastreven van een beleid dat de uitbouw van het verzorgingsniveau van deze stad

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 165