170 19 FEBRUARI 1973 De heer VAN CAULIL: In de afdeling voor openbare werken heb ik gevraagd welke consequenties het uitvoeren van de plannen in deze wijk zou kunnen hebben. Daarop is toen geantwoord, zoals ook de heer America naar voren heeft gebracht, dat er geen enkel bezwaar is en dat men begrip heeft voor de woningnood. Zelf heb ik nog gevraagd of het zinvol kan zijn als wij alle bouwgrond die daar nog beschikbaar is, be nutten om de plannen te voltooien. Ik vraag mij echter af of het dan nog zinnig is te praten over de motie van de heer America. Daarop is toen gesteld dat de inhoud van de motie-America een andere is dan alleen het bouwvolume betreffende, maar dat die ook betrekking heeft over de leefbaarheid van de wijk, op de voorzieningen in de wijk, met name wat de gemeenschapsvoorzieningen betreft. Ik zou graag van de heer America een toelichting hebben op de vraag of met de leefbaar heid van de wijk wordt bedoeld dat er voldoende goedkope woningen, d. w. z. woningwetwoningen worden gebouwd, of dat de leefbaarheid moet worden vergroot door duurdere woningen te bouwen voor een be paalde groep inwoners - ik zal maar heel duidelijk zijn, waar men zo geweldig veel belangstelling voor heeft. Dan zou men namelijk kunnen zeggen dat de mensen die een minder hoog inkomen en dus minder aan huur kunnen besteden, die wijk onleefbaar zouden maken. Als dat het geval is heb ik natuurlijk wel grote bezwaren, want daar mogen wij niet van uitgaan. Ik ben geen socioloog en ik babbel dus maar als leek. Wij moeten duidelijk stellen wat wij bedoelen. Wanneer men van mening is dat die wijk meer leefbaar gemaakt moet worden, omdat daar verschil lende voorzieningen ontbreken, is het mijns inziens zinvoller over die voorzieningen te spreken dan te zeggen dat wij deze woningen niet moe ten bouwen, die wel woongenot maar die de wijk onleefbaar zouden ma ken. Daarover zou ik graag een duidelijk standpunt horen. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik steun het ordevoorstel van de heer America. Verder wil ik er niets over zeggen. De heer VON SCHMID: Ik ben van mening dat wij nu in de eerste plaats het ordevoorstel van de heer Crul moeten steunen. Ik sluit mij daarbij aan. De heer KROON: Voordat wij het ordevoorstel in behandeling ne men, zou ik graag van het college vernemen of het inderdaad juist is dat wij, zoals in hef preadvies staat, zo langzamerhand eigenlijk in tijdnood komen bij de bouw van deze woningen en dat de kans bestaat dat wij contingenten gaan missen. Ik meen dat dit een zeer belangrijk punt is. Het voorstel zegt daar het een en ander over. Ik weet niet wat de bedoeling is, maar als door het aannemen van dit ordevoorstel de zaak misschien weer een maand verschoven wordt heb ik daar toch wel bezwaar tegen. Mevrouw jaGER-MIDDELBEEK: Ik heb geen bezwaar tegen een schorsing. Als de bouw van deze woningen steeds weer wordt uitgesteld, zullen de huurprijzen stijgen doordat de bouwkosten steeds hoger worden. Dit zou kunnen betekenen dat die woningen straks onbetaalbaar worden. Dat is voor mij het punt. De heer VAN DUUL: Ik wil eenzelfde geluid laten horen. Ik kan op dit moment niet overzien wat de consequenties zijn van aannemen van dit ordevoorstel. Ik zou dat graag willen vernemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 170