175
19 FEBRUARI 1973
anderen totaal ongevoelig zijn voor alle andere belangen in het spel zijn
en waarover wij vanavond eigenlijk aan de hand van een goed preadvies
hadden willen discussiëren. Dan pas kunnen wij namelijk de voor- en na
delen van het een en het ander op de weegschaal leggen. Nu worden al
leen bepaalde factoren gewogen, terwijl er andere factoren zijn die aan
de andere kant op de weegschaal gelegd kunnen en moeten worden en
die de weegschaal misschien wel eens naar die kant zouden kunnen doen
doorslaan.
Verder vind ik het bijzonder jammer dat wethouder Van Dun een
mijns inziens verkeerd gebruik maakt van het K. I. M. en de opbouwraad
Breda-Noord. Voorzover mijn informaties luiden zijn deze instanties,
zoals duidelijk blijkt uit de brief die zij ons hebben gestuurd, toen zij
uitstel vroegen teneinde het rapport nog degelijker te kunnen bestuderen
dan zij nu al doen, niet gewezen op de consequenties van dat uitstel.
Zij leefden dus in de veronderstelling dat dit uitstel, juist in het licht
van de motie die mijn naam draagt, hadden gekregen omdat er begrip
was bij het college. Achteraf gebruikt het college dit als argument om
te zeggen dat die studie te lang duurt en dat er gebouwd moet worden.
Daarmee heeft die studie voor Breda-Noord geen enkele zin meer.
Tenslotte wil ik protesteren tegen het feit dat Breda-Noord wordt
gezien als een soort proeftuin voor de Haagse Beemden. Ik hoop dat me
vrouw Jhger het niet zo heeft bedoeld, maar bij mij komt het over als
"laat Breda-Noord maar stikken in de problemen, de Haagse Beemden
wordt het gebied voor de V. V. D.
Mevrouw jaGER-MIDDELBEEK: De heer America vergist zich deer
lijk wanneer hij dat denkt. Ik heb juist geprobeerd aan te tonen dat men,
als er gaat worden gebouwd in de Haagse Beemden, deze problematiek
heel indringend moet bekijken voordat men begint. Ddt is wat ik heb
bedoeld.
De heer VAN CAULIL: Ofschoon wij elkaar tijdens de pauze nauwelijks
hebben gesproken, zou ik toch willen zeggen: wat zijn de heer America en
ik een eind dichter bij elkaar gekomen. Ik heb gesteld dat wij dit hele
geval niet moeten koppelen aan de woningbouw en ik waardeer het zeer
dat de heer America zegt dat hij daar begrip voor heeft, maar dat hij
het jammer vindt dat hij er tevoren geen kennis van had. Hij merkt dan
op dat er mensen zijn die er wel mee bekend zijn, namelijk het college
en degenen die zitting hebben in de afdelingen. Het zal echter ook an
deren bekend zijn dat er gronden worden verkocht en gereserveerd, dat er
afspraken worden gemaakt, enz. Ik blijf het jammer vinden als men het
aan de woningbouw zou koppelen en op dat punt kan ik dan ook niet met
de heer America meegaan.
Aan de andere kant wil ik ook wel een keer blijk geven van begrip
en dan heel duidelijk. Als men mij vraagt of hiermee de motie-America
is behandeld, zeg ik volmondig "nee", want een groot deel van die mo
tie heeft betrekking op andere dingen dan het afbouwen van deze wijk
te voorkomen. Als men na het tot stand komen van de verbindingen met
Breda-Noord via het hoogspoor wil spreken over de leefbaarheid en de
massavoorzieningen die dan nodig zijn op het gebied van jeugd en sport,
gemeenschapsactiviteiten en organisaties, wil ik die rapporten graag
mede ondersteunen. Als het mogelijk zou zijn de heer America zo ver
te krijgen dat hij bereid is deze zaak los te koppelen van de woningbouw
met het oog op de noodzaak de wijk af te bouwen, en het andere deel
van de motie aan te houden, om daarop terug te komen met de onder-