180 19 FEBRUARI 1973 mers, het is niet de taak van de opbouwraad ons van informatie te voor zien. Dat hij het vaak doet is een prettig gegeven. Een ander punt dat in het preadvies wordt aangehaald als argument om coüte que coüte een snelle beslissing te nemen, is dat de hoofdinge nieur-directeur sceptisch zal staan tegenover de bouwplannen van Breda, hetgeen een negatieve werking zal hebben op zijn bereidheid tot opneming ervan in het bouwprogramma. Ik vind dat een nogal krasse uitspraak. Ik kan mij dan ook niet aan de indruk onttrekken dat iemand met een derge lijke educatie en functie zo weinig begrip kan opbrengen voor de situatie waarin wij verkeren. Voorts schrijft het college dat uitstel ook een huurstijging tot ge volg zal hebben, doordat de bouwprijzen met 1 °/o per maand stijgen, en dat annulering van de twee bouwstromen hogere aanneemsommen tot gevolg kan hebben. Ik begri jp en onderschrijf dat volledig; zoals ik al zei: het college maakt het mij moeilijk. In het preadvies staat ook dat het college ons binnenkort zal ad viseren over de uitvoering van de overeenkomst. Waarom binnenkort, waarom kan dat nu niet? Het college vraagt nu in feite aan de raad waaraan hij voorrang geeft, aan de woningbouw in de Hoge Vucht, of aan - daaraan vooraf gaand - bestudering van de verbetering van het leefklimaat, met daar aan verbonden de door het college opgesomde consequenties. De keuze is voor mij erg moeilijk. Als ik nu naar de Hoge Vucht kijk, ik realiseer mij dat dit een wijk is waar meer dan 30. 000 mensen wonen en waar de meest primaire voorzieningen ontbreken; een wijk zonder één café, zon der gemeenschapsaccommodatie, met een sportaccommodatie die niet functioneert als gevolg van een verkeerd geplande ligging, met een slechte busverbinding, waardoor de wijk 's avonds na kwart over tien niet meer bereikbaar is, geen of povere voorzieningen voor kinderen, met zeer veel gevallen van flatneurose, waar het aantal zelfmoordgevallen procentueel hoger is dan waar ook in de stad, een hoog cijfer voor de jeugd criminaliteit en ga zo maar door. Wij hebben nu een goed rapport over deze wijk en zijn gebreken, dat wij gaan bestuderen wanneer wij eerst de situatie misschien nog pro blematischer hebben gemaakt. Ik hoop dat u mij uit de droom kunt hel pen, want ik zie er niet veel heil in op deze manier door te gaan. Ik zit hier erg mee en ik hoop van u - zij het wat laat - de informatie te krijgen die mij in staat zal stellen dit preadvies goed te beoordelen. De heer VAN MERKOM: In deze raad is vanavond - en eigenlijk ook al op 16 november - niet alleen gesproken over de problematiek van de randbebouwing in Hoge Vucht, maar over de problematiek die eigenlijk altijd vastzit aan de realisatie van een bestemmingsplan. Wanneer is het plan voor de Hoge Vucht vastgesteld? Wanneer is dit begonnen? Naar ik mij heb laten vertellen was dit in 1958. In 1962 zijn de eerste woningen opgeleverd en wij zijn nu eigenlijk bezig met de voltooiing van de Hoge Vucht. Zo'n wijk wordt dus in een tijdsbestek van onge veer twintig jaar gerealiseerd. In die twintig jaar veranderen de in zichten, de woonwensen, de wensen op het gebied van het verkeer, de wensen wat betreft tertiaire voorzieningen en noem maar op. Het is dan ook heel moeilijk nu aan het eind van de bouw in de Hoge Vucht te zeggen dat wij er maar mee stoppen omdat wij het nu welletjes vin den. In feite zou nu eerst de discussie moeten plaatsvinden die is toe gezegd over het rapport van de sociografische dienst betreffende de Ho ge Vucht en het wonen en leven in die wijk, dit om, zoals mevrouw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 180