181 19 FEBRUARI 1973 jager al heeft gezegd te ontwikkelen nieuwe bestemmingsplannen zo up to date mogelijk van start te doen gaan. Daarnaast kan men vragen wanneer de uitgangspunten van een be stemmingsplan worden vastgesteld en in hoeverre die nog kunnen worden gewijzigd. Op een gegeven ogenblik moet men bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan immers enige zekerheid hebben. Welke zijn daar naast dan de variabelen? Wij zouden dan ook prijs stellen op een discussie over beter wonen, in de richting van de Haagse Beemden. Als wij name lijk, zoals de heer Amerika ook al heeft gezegd, nu geen ervaring kunnen opdoen in de Hoge Vucht met het wonen daar, hoe kunnen wij dan in he melsnaam de zaak plannen voor de Haagse Beemden? Ook dan moeten er door de raad weer allerlei kaarten worden vastgesteld waar niemand iets van begrijpt. De zaak wordt wel vastgesteld. Het beleid wordt daaraan gekoppeld en op een gegeven moment wordt het gerealiseerd en dan is het te laat. Wij onderstrepen dan ook de noodzaak van een fundamente le discussie, zoals die ook door het college in het preadvies is toegezegd. Verderop in de agenda van vanavond staan al enkele voorstellen voor ga rantieverleningen ten behoeve van de randbebouwing in de Hoge Vucht. Daaruit zien wij dat de voorbereidingen zover getroffen zijn dat er een kant en klaar plan ligt, want anders kan er ook geen garantie worden verleend aan de woningbouwverenigingen. Dit kunnen wij niet zonder meer stoppen en wij zouden dan ook, zoals uit het voorgaande wel blijkt, dan ook willen instemmen met het preadvies. De heer VAN DUUL: De heer Van Merkom heeft al iets in die richting gezegd en ik wil er ook nog even op ingaan. Nu dit preadvies voor ons ligt wil ik even enkele jaren teruggaan naar het moment dat ik naar aanleiding van een uitbreidingsplan dat indertijd aan de orde was in alle duidelijkheid heb gesteld dat een uitbreidingsplan in een zo vroeg mogelijk stadium ter discussie moet worden gesteld voordat het aan de raad ter goedkeuring wordt voorgelegd, opdat de deskundi gen die het plan hebben opgesteld kunnen worden gehoord. Kortom, een uitbreidingsplan moet niet in de raad worden gebracht op het mo ment dat het gereed is, maar wanneer het nog in een beginstadium ver keert, zodat ook de raad erover mee kan denken. In feite blijkt nu dat hetgeen ik toen heb opgemerkt uitmondt in een discussie over de bebouwing die de afsluiters van de wijk Breda-Noord zal betekenen en die eigenlijk over dezelfde problematiek gaat. Wanneer de plannen al helemaal op papier staan wanneer zij in de raad ter discus sie komen, staat in feite al vast wat er zal worden gebouwd. Daarmee is bepaald hoe zo'n wijk er in de toekomst uit zal zien en wat voor con sequenties dat zal hebben. Ik ben het met de heer Van Merkom eens wanneer hij zegt dat de tijden en daarmee de woonwensen veranderen, waardoor me n zou kunnen constateren dat een wijk misschien niet meer beantwoordt aan hetgeen gewenst wordt qua woonklimaat, enz. Op dit moment zijn wij het daar nog niet over eens. Het rapport dat is uitge bracht is nog volop in studie. Er zijn natuurlijk altijd mensen die voor uitlopen op dat rapport al bepaalde conclusies trekken. Ik wil daar graag een beetje voorzichtig mee zijn en niet een bepaald stadsdeel al een of ander predikaat willen meegeven. Dat rapport zal zeker nog in deze raad in discussie komen, zodat wij nog volop de gelegenheid zullen krijgen daar het nodige over te zeggen. Ik kan mij voorstellen dat er mensen zijn die zich afvragen of wij, terwijl de discussie over de leefbaarheid in het noordelijke stadsdeel gaan de is, dan toch moeten doorgaan met de bebouwing. Ik kan u zeggen dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 181