19 FEBRUARI 1973 het echter. Als in punt 2 staat: een te eenzijdige bebouwing is ongewenst voor de evenwichtige opbouw van een leefbuurt, dan - ik heb begrepen dat het niet gaat om een gedifferentieerde bebouwing, zoals het college in het preadvies heeft uiteengezet, in twee-, drie- en vierkamerwoningen, waardoor het mogelijk wordt een gevarieerde bevolkingsgroep op te van gen - wordt daarmee uitsluitend gedoeld op het inkomen van de toekom stige bewoners van deze huizen. Wanneer dat de uitleg is van de heer America, wanneer hij zegt dat de leefbaarheid van een wijk daardoor wordt bepaald, dan vind ik dat een toch wel bijzonder voorbarige conclusie. De heer VON SCHMID: Ik geloof dat uit al hetgeen tot nu toe te berde is gebracht steeds duidelijker blijkt dat het, zoals wij al aan het begin van het debat hebben gezegd, ontzettend jammer is dat in het preadvies in feite niet is ingegaan op de fundamentele inhoud van de motie van de heer America. Wij kunnen daar nu niet meer op terugko men, maar in dit verband wil ik dit even zeggen omdat er, zoals de heer Spanjer terecht opmerkt, bij de opzet en voltooiing van een wijk enorm veel problemen aan de orde komen van hoe dit op de juiste wij ze moet geschieden. Ik ben het helemaal met hem eens dat wij als raadsleden dat niet zomaar even op een avond kunnen uitmaken, maar - en dat was mijns inziens ook de bedoeling van de motie indertijd - daarom juist zou het zo prettig zijn geweest als hier vanavond een ge degen stuk op tafel had gelegen. Dan hadden wij namelijk met enige kans van slagen kunnen praten over de juiste afbouw van deze wijk. Dat kunnen wij vanavond niet en wij zitten dus gewoon met het pro bleem of wij nu op het preadvies dat voor ons ligt moeten ingaan of niet. Toch is er een zeker verband met de motie van de heer America; dat is in het preadvies ook tot uiting gekomen. De vraag waar het nu steeds om draait is of wij door dit preadvies af te wijzen zulke catastro fale gebeurtenissen riskeren als hier worden geschetst. Persoonlijk ben ik daar nog steeds niet van overtuigd. Ik zie de heer Van Caulil al vriende lijk glimlachen, want die is het met mij eens dat wij daar ook nog niet zeker van kunnen zijn. Toch wordt dit argument echter als een zwaar kanon op ons gericht; er wordt gezegd dat als wij dit preadvies vanavond afwijzen, dan... waarop een aantal punten volgt die allemaal even verschrikkelijk zijn. Vooropgesteld althans dat het inderdaad zo noodzakelijk is dat deze woningen, waarvan een deel van ons vindt dat zij niet zo goed gebouwd worden, zo spoedig mogelijk gebouwd en dat het inderdaad vre selijk zou zijn als daar enig uitstel in zou ontstaan. Ik heb al in een of andere instantie - ik weet ook niet meer in wel ke - gesteld dat ik het volkomen eens ben met degenen die zeggen dat wij in Breda, zoals ook elders in het land, bezig zijn wijken te bouwen waarvan wel vaststaat dat zij, als er over enkele jaren meer woonruim te beschikbaar zou zijn, verlaten zullen worden. Daar kunnen wij ze ker van zijn. Een van de tekenen aan de wand dat in Breda ook al jaren lang zichtbaar is, is bijvoorbeeld het verschijnsel dat steeds meer men sen die naar de regio Breda komen er geen moment over piekeren zich in Breda te vestigen, maar de voorkeur geven aan een woonplaats bui ten Breda. Ik vind dit een bijzonder belangrijk gegeven bij elk debat over de woningbouw in Breda. Vanavond zou dat dus eigenlijk ook weer aan de orde moeten komen, maar ook daarvoor ontbreekt weer een dis cussienota. Die is er niet omdat het college niet op de motie van de heer America is ingegaan. Door o. m. de heer Van Merkom is gesproken over het feit dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 190