195
19 FEBRUARI 1973
in tweede instantie niet meer terugkomt. Ik heb zelfs horen vertellen -
niet als grap maar volkomen serieus - dat er mensen zijn die denken dat
bepaalde jongeren door de Chinezen worden betaald om de mensen in
Breda-Noord te laten zeggen dat zij het zo slecht hebben. Er hoeft ech
ter geen geld uit China te komen om aan te tonen dat het er niet best
voorstaat in Breda-Noord. De problemen zijn groot, de rek is er uit en
de bom gaat barsten.
Nog een punt. Dat is een stelling waarmee ik wil besluiten en
waarvan ik hoop dat die niet zal uitkomen: hoe beter de Haagse Beem
den, hoe slechter het zal gaan met Breda-Noord. Ik hoop dat u begrijpt
wat ik bedoel.
De VOORZITTER: Als niemand meer in eerste instantie het woord
wenst, stel ik voor de vergadering te onderbreken voor de koffiepauze.
De vergadering is geschorst.
PAUZE
Na de pauze wordt het voorzitterschap overgenomen door de bur
gemeester.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
Wij zijn gevorderd - voorzover wij van vordering kunnen spreken -
tot en met de eerste termijn van agendapunt 13. Het is nu dus de beurt
van het college om de sprekers te beantwoorden.
Wethouder VAN DUN: Ik mag vaststellen dat ik, gezien de uitvoe
righeid en de indringendheid waarmee in eerste instantie door de raad
het woord is gevoerd, bij de verdediging van het preadvies van het col
lege niet op voorhand kan rekenen op de instemming van alle aanwezi
gen. Dat lag overigens ook niet in de lijn der verwachting. Ik wil echter
toch een beroep doen op de raad, met name op degenen die de sociale op
bouw en de leefbaarheid van de Hoge Vucht aan de orde hebben gesteld,
om elke indruk weg te nemen als zou dit college het onderhavige preadvies
alleen aan de raad hebben gepresenteerd op basis van economische en
technische motieven. Ik wil bijzonder graag aansluiten bij hetgeen collega
Broeders voor de pauze als voorzitter heeft gezegd, namelijk dat er, daar
bij een stuk machteloosheid demonstrerend, in het college veel over is
gesproken. Ik wil degenen die het betreft uitdrukkelijk zeggen dat ook
het sociaal-maatschappelijke aspect en de consequenties van wat wij
nu voorstellen in het college, zeer lang onderwerp van beraadslaging
hebben uitgemaakt»
In de tweede plaats zou ik willen zeggen dat er wellicht enige ver
warring kan bestaan over de relatie tussen dit preadvies en de motie van
de heer America. Met name de heer Von Schmid heeft iets gezegd in
eerste instantie dat naar mijn gevoel niet helemaal juist is. Ik ben blij
met de correctie die is aangebracht door de heer Severens, namelijk dat
in punt 5 van de motie is gevraagd aan het college op korte termijn een
preadvies uit te. brengen over de genoemde problematiek en daarbij te
betrekken de recente onderzoekingen in Breda en elders. Het is bekend
dat dit eigen onderzoek van de sociografische dienst op tafel ligt. Ik
kom daar straks nog op terug» Ik meen echter ook te moeten zeggen
dat degenen die wij hebben uitgenodigd van binnen het ambtelijk ap
paraat en daarbuiten nog niet alleen hun advies en zienswijze aan het
college hebben kenbaar gemaakt of hebben kunnen maken, zodat het