202 19 FEBRUARI 1973 heeft om in een bepaalde visie stedebouwkundig als centrum van de wijk te kunnen functioneren. Mevrouw WILLEMS-VAN DOORN: En kun je daar mensen in zetten? Wethouder VAN DUN: Inderdaad, daar kun je mensen in zetten; daar is geen enkel bezwaar tegen. Mevrouw Van Nes heeft voorts gezegd dat niemand van het stads bestuur het ziet als er iets fout zit in de Hoge Vucht. Ik moet zeggen dat ik haar die opmerking een beetje kwalijk neem. Ik geloof namelijk dat het juist dit stadsbestuur is geweest dat, weliswaar op instigatie van de werkgroep Huisvesting, met genoegen de sociografische dienst opdracht heeft gegeven de Hoge Vucht te onderzoeken op de daar heersende pro blematiek. Dat er uit de boezem van de gemeente geen alternatief naar voren zou zijn gekomen meen ik in mijn algemene betoog al te hebben weerlegd. Vervolgens de vragen van de heer Severens. Op zijn vraag over artikel 33 van de wet op de ruimtelijke ordening heb ik al geantwoord. Verder vraagt hij of de ontwerpers met de tijd zijn meegegroeid en daarmee verleidt hij mij bijna te beginnen over het alternatieve plan voor de Haagse Beemden van het architeam. Ik geloof echter dat wij dit laatste beter kunnen uitstellen tot het moment later dit voorjaar, wanneer de raad zal moeten beslissen over het al of niet bouwen in de Haagse Beemden. Overigens ben ik van mening dat die ontwerpers wel zijn meegegroeid. Men kan zeggen dat de mensen daar ook wat ouder worden, maar ik meen te mogen zeggen dat wij bij de dienst openbare werken kunnen bogen op een divergent samengesteld geheel van stadsontwerpers die, zoals ik vanmiddag nog heb mogen merken, bereid zijn te discussiëren en mee te denken over de problemen die een aantal leden van de raad naar voren hebben gebracht. De heer Severens heeft ook gevraagd of stedebouwkundige recon structie mogelijk is. Men zou natuurlijk kunnen zeggen dat alles kan. Vanzelfsprekend zou men theoretisch kunnen zeggen dat wij weer an dere alternatieven gaan zoeken voor de afronding van de Hoge Vucht, maar persoonlijk geloof ik dat dat niet mogelijk is omdat het het eind punt is van een visie» Daarnaast is het totaal onmogelijk door de zake lijke consequenties en de andere consequenties - de woningnood - die dit zou meebrengen. Wanneer hij vraagt naar de prijs van deze 108, c. q. 216 woningen, moet ik hem zeggen dat die is vastgesteld op ba sis van het prijspeil van september of oktober 1972, dus kort voordat het preadvies de raad heeft bereikt. Het is dus vanzelfsprekend dat, wan neer de materiaalkosten enz. stijgen, de aannemer deze prijs niet ge stand kan doen. Het is ook duidelijk dat in elk contract een peildatum wordt genoemd tot welke de prijzen gelden. Ik kan op dit moment niet zeggen wat die peildatum is, maar die ligt altijd binnen een tijdsbestek van een jaar. Tot slot heeft de heer Severens gevraagd naar de invloed van een half jaar uitstel op de contingenten. Ik meen dat ik al voldoen de duidelijk ben geweest. Ik ben erg blij met de opmerking van mevrouw Willems dat uit de betogen van de raad en van het college wellicht zou kunnen worden opgemaakt dat beide gelijk hebben. Overigens doet de manier waarop zij over deze zaak discussieert mij veel genoegen. Ik heb al uitgelegd dat wij de motie van de heer America niet naast ons neerleggen, maar dat wij nu bij de raad komen met de verklaring dat wij, gezien de consequenties daarvan, de motie niet ten uitvoer kunnen brengen. Tenslotte heeft mevrouw Willems gevraagd om een uitspraak van het college op korte termijn. Ook dit is duidelijk: die uitspraak van het college op korte termijn is niet mogelijk, enerzijds omdat het college

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 202