204 19 FEBRUARI 1973 met klem pleiten voor het laatste, zij het niet zonder problemen. De VOORZITTER: Ik moet er van uitgaan dat de raad nu gebruik wil maken van de gelegenheid in tweede instantie te spreken. Ik meen dat ik een beroep op u mag doen, een verantwoord beroep dat mijns inziens in deze omstandigheden ook niet overbodig is, om zo kort mo gelijk te zijn opdat wij zo snel mogelijk tot een besluit kunnen komen. De heer SEVERENS: Als ik het betoog van de wethouder goed heb begrepen is zijn conclusie dat voltooiing van de bouw noodzakelijk is. Hij heeft daarvoor een aantal argumenten genoemd, met name dat an ders verstoring van het bouwprogramma en verlies van woningcontingen ten optreedt, met daarbij een aantal financiële elementen. Ik zou daar toch opnieuw een vraagteken bij willen zetten en wel om de volgende reden. Naar mijn mening ontbreken er namelijk fundamentele punten in het rapport Breda-Noord en deze ontbrekende basisgegevens zijn mijns inziens van beslissend belang zowel voor het stellen van de diagnose als voor de therapie: wat kunnen wij nog aan de leefbaarheid van Breda- Noord doen. Die gegevens die ontbreken betreffen de migratiecijfers. Wij weten niet hoeveel mensen uit Breda-Noord zijn vertrokken en wij kennen ook de kwaliteit van die migratie niet, wij weten niet in welke richting die gaat, en ik ben van mening dat het noodzakelijk is die cij fers te kennen, willen wij het effect van de migratie op de leefbaarheid en de verdere sociale structuur van Breda leren kennen. Deze gegevens zijn nodig als wij nog iets willen kunnen reconstrueren, zowel in stede bouwkundig als in sociaal opzicht. Ik nodig het college dan ook uit op korte termijn een aanvullend onderzoek in deze zin te doen verrichten, opdat die gegevens op tafel liggen wanneer wij verder praten over een beleidsaanpak. Dat deze gegevens zo belangrijk zijn is mijns inziens vanavond wel duidelijk geworden. Het effect van de migratie heeft kwantitatief en kwalitatief vergaande gevolgen voor de sociale geleding en op basis daarvan voor de verdere leefbaarheid. Daarom zijn deze gegevens voor de verdere besluitvorming onmisbaar. Ik geloof dat ik niet uitvoerig hoef aan te geven waarom dat het geval is; zowel in het huidige rap port als vanavond door een aantal sprekers is duidelijk aangegeven dat de beeldvorming die over de Hoge Vucht aan de gang is, op zich zelf al een soort automatisch effect heeft op de verdere migratie. Daar komt mijns inziens nog bij dat niet meer te betwisten valt dat een aan tal negatieve factoren in Hoge Vucht zonder meer een rol speelt. De eenzijdigheid van de opbouw is volgens mij een feit. Die 49% van het middelbaar milieu is natuurlijk een voorlopig gegeven; aangenomen mag worden dat dit percentage bij de verdere afbouw lager zal worden. Verder neem ik zonder meer aan dat die 2% hoger milieu op korte ter mijn uit Breda-Noord zal vertrekken. Dit betekent dat er een grote kans bestaat dat wij in Breda weer zullen terugvallen op het vooroor logse model van wijkopbouw in zogenaamde klasse- en standenwijken. Daar komt bij dat de Hoge Vucht in het noorden van de stad is gesitu eerd, wat stedebouwkundig meestal weinig aantrekkelijk is. Ook al maken wij enkele verbindingen, er is toch sprake van een natuurlijke barrière in de vorm van de spoorlijn. Op de duur blijkt een dergelijk geografisch isolement vaak ook te leiden tot een sociaal-cultureel isolement, met alle gevolgen van dien. Over wat de eenzijdige opbouw van de bevolking betekent voor het onderwijs, de sociaal-culturele activiteiten, de behoefte aan kader

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 204