205 19 FEBRUARI 1973 e„ d. wil ik verder niet uitweiden. Ik ben echter van mening dat het gevaar erg reëel is, vooral op langere termijn en mede door de beslis sing die nu wordt genomen, dat er weer een wijk ontstaat zoals wij die voor de oorlog hebben gekend. Dan blijft nog de vraag bestaan wat er gaat gebeuren wanneer het aanbod van woningen toeneemt. Het is miins inziens duidelijk dat dit proces nu al aan de gang is, alleen versluierd. Ik vind het daarom bij zonder jammer dat deze vitale gegevens ontbreken. Met een deel van de wijkbewoners heb ik het idee dat er een uittocht zal plaatsvinden van het middenkader uit Breda-Noord, Dat versluierde proces moeten wij manifest maken. Het ligt namelijk voor de hand dat, als wij nu niet bijsturen, het proces dat aan de gang is straks een toenemend aan tal correctieverhuizingen zal opleveren. Wanneer de Haagse Beemden een aantrekkelijker woonwijk zal worden, betekent dat zonder meer dat er een geweldige aantrekkingskracht op vooral de maatschappelijk beter gesitueerden zal worden uitgeoefend, hetgeen weer inhoudt een negatieve leegloop van Breda-Noord, Tot slot dienen wij ons af te vragen wat er in feite nog valt te doen. Het college concludeert tot voltooiing van de bouw, zonder eigenlijk voldoende rekening te houden mijns inziens met de mensen die in de wijk wonen. Het komt tegenwoordig steeds vaker voor dat men bij de realisatie van nieuwbouwwijken probeert de mensen die er nog niet wonen te betrekken bij de meningsvorming en voorzover mogelijk ook bij de besluitvorming wat betreft de definitieve opbouw van de wijk. Wat Breda-Noord betreft staan wij voor de situatie dat de wijk voor een groot deel voltooid is. Er wonen mensen die het woon- en leefklimaat voor een groot deel aan den lijve ervaren. Ik meen dat hier een reële mogelijkheid ligt deze mensen toch te betrekken bij de definitieve stedebouwkundige afronding van de wijk. Dan nog een punt. Wat is het beleidsinstrumentarium van het college geweest - en is dat mogelijkerwijs nu nog - om het geschetste negatieve proces bij te sturen? Ik meen dat er nog bei'nvloedingsmoge- lijkheden zijn, waarbij ik mij wil beperken tot vier factoren. In de eerste plaats de grondverdeling en de grondtoewijzing. Wanneer wij deze zaak in zijn totaliteit bekijken is er naar ik meen nog een klein areaal dat uitgegeven kan worden. Helaas is, zoals reeds is geconsta teerd, de macht van de kapitaalbezitters bij de grondverdeling echter bijzonder belangrijk. In feite is het een schande dat het voorzien in een primaire levensbehoefte als een dak boven het hoofd gewoon een kwestie is van vraag en aanbod, maar dat is het college niet te verwij ten. Overigens vraag ik mij af of het bestuur van deze stad voldoende doet om op langere termijn te komen tot fundamentele wijzigingen op dit punt. Een tweede punt waarop nog bei'nvloedingsmogelijkheden liggen is het bepalen van de woonvormen. De vraag hoogbouw of laagbouw, die nu aan de orde is, betekent op zichzelf niets; ook de kwaliteit van de bouw is van belang. Hier ligt naar ik meen nog een kleine kans om ten aanzien van de totale stedebouwkundige vormgeving nog iets te corrigeren. Als het gehele plan wordt gerealiseerd, zal 52 hoogbouw zijn en 48 "Jo laagbouw. Er is echter een duidelijke toenemende behoef te te constateren bij de mensen aan eengezinswoningen en ook dit is mijns inziens een argument dat nader dient te worden overwogen, te meer omdat de woonvorm - dus ook de fl.atbouw - voor een belangrijk deel bepalend is voor het gedrag van de mensen. Met de stedebouwkundige vormgeving wordt voor een belangrijk deel ook het gedrag en daarmee

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 205