209 19 FEBRUARI 1973 argument, want dat doet het voorkomen alsof een deel van de raad de woningnood niet zou willen oplossen. Dat is helemaal niet aan de orde; de kwestie is gewoon dat die woningnood zo goed mogelijk moet worden opgelost en dan kan men van mening verschillen over wat zo goed mo gelijk is. Men kan dan de opvatting hebben van de wethouder, men kan echter ook een andere opvatting hebben. Ik vind niet dat er gezegd moet worden dat de een de woningnood wil oplossen en dat de ander daar ge makkelijk overheen loopt. Dat is namelijk beslist niet het geval. Verder is, naar aanleiding van die boze mijnheer in Den Bosch, nog gezegd dat het misschien anders zou kunnen. Ik geloof niet dat er iemand is die heeft gezegd dat de Hoge Vucht helemaal niet afgebouwd moet worden; het ging alleen om de vraag of het moet op de manier die nu is gepland, of dat daarover gediscussieerd kan worden zonder dat on middellijk gedreigd wordt dat daardoor de contingenten voor Breda kun nen worden stopgezet. Dat is namelijk de stelling die hier keihard door de wethouder is geponeerd, maar die ik eerlijk gezegd niet zonder meer kan accepteren. Als het werkelijk waar zou zijn dat een gemeenteraad niet meer mag praten over een wijziging van de plannen voor de afbouw van een bepaalde wijk, zou ik wel eens willen weten wat een raad eigenlijk nog wel kan doen. Misschien zou het dan wel heel goed zijn als de gemeen teraad van Breda het initiatief nam om te protesteren tegen de dwingelandij van hogere overheden. Dat zou dus ook nog een overweging kunnen zijn. Vervolgens is er nog gesproken over Zeebregts, een punt dat door de wethouder zelf ter sprake is gebracht. Hij wenst dat het contract wordt nagekomen en dat is natuurlijk logisch, dat wenst iedereen. Ik vraag mij echter wel af of juist een aannemingsbedrijf als Zeebregts, dat overal in Breda zoveel tentakels heeft, niet zo soepel zou kunnen zijn met de ge meente Breda tot een andere oplossing te komen. Als Zeebregts werke lijk zo fel tegen de gemeente tekeer zou gaan, zou dat het bedrijf op andere gebieden ook schade kunnen berokkenen. Het komt mij dan ook voor dat de gemeente niet volkomen machteloos staat tegenover dit aannemingsbedrijf. Daarmee kom ik tenslotte toch weer terug op de vraag of wij als raad zonder meer onder de dreigementen, of liever de kanonnade van de wethouder door moeten gaan. Ik geloof dan dat ik toch moet zeggen dat ik het helemaal eens ben met de motie van de heer Crul, zoals ook al blijkt uit het feit dat ik daar mijn handtekening onder heb ge zet, en dat ik niet zonder meer kan meegaan met het preadvies van het college. Mevrouw VAN NES-BRANDS: De heer Von Schmid heeft een ar gumentatie opgebouwd die eigenlijk parallel loopt aan die welke ik naar voren had willen brengen. Ik meen dat ik er dan ook verstandig aan doe kort te zijn. Ik moet zeggen dat hetgeen wethouder Broeders aan het begin van de discussie als voorzitter heeft gezegd mij wel heeft aangesproken. Wij zitten in een moeilijke positie en wij moe ten kiezen, zonder dat wij in feite over de achtergronden van die keuze voldoende gei'nformeerd zijn. Zoals ik al heb gezegd heb ik die keuze gedaan. De argumentatie die de wethouder naar voren heeft gebracht is ongeveer gelijkluidend aan die in het preadvies. Hij heeft daar wei nig nieuws aan toegevoegd en mijn standpunt is onder invloed daarvan dan ook niet gewijzigd. Heel in het kort wil ik nog even ingaan op een paar dingen die de wethouder heeft gezegd. Het bestemmingsplan voorzag in hoogbouw. Ik heb gezegd dat wij het vanavond hebben over de randbebouwing van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 209