19 FEBRUARI 1973. 218 Wethouder VAN DUN: Ik weet niet wat u zelf nog over de motie wilt zeggen. De VOORZITTER: Ik zou dit nog willen zeggen. Ik meen dat wij nu tot een besluit moeten komen en ik wil de raad dan ook uitnodigen dat op dit late uur te doen. In de eerste plaats is aan de orde het pre advies van burgemeester en wethouders en vervolgens de motie van de heer Crul. Het college is tot de conclusie gekomen dat punt 1 van de motie betrekking heeft op agendapunt 14, waarin de genoemde 216 wo ningen aan de orde zijn. Het ligt dan ook voor de hand daar bij die gelegenheid een beslissing over te nemen. Het tweede punt, de realisering van de feitelijke randbebouwing uit te stellen totdat de motie-America is uitgevoerd, heeft naar onze mening betrekking op agendapunt 15, waarin sprake is van 224 wonin gen. In die lezing kan de motie naar onze opvattingen derhalve als overbodig worden beschouwd en kunnen de beslissingen bij de onder scheidene agendapunten worden genomen. Ik kijk de heer Van Dun met enige spanning aan of dit is wat hij had willen zeggen, of dat hij daar nog een aanvulling op wil geven. Wethouder VAN DUN: Ik ben altijd wat beschroomd als het over de orde gaat. Gezien de standpuntbepaling van mevrouw Van Nes meen ik echter nog met een paar woorden op de motie te moeten ingaan. In de eerste plaats geldt zowel voor punt 14 als voor punt 15 van de agenda, respectievelijk 216 en 224 woningen, respectievelijk punt 1 en punt 2 van de motie, dat het om goedgekeurde contingenten gaat. Dat betekent dat zij in het bouwprogramma zijn opgenomen. In de tweede plaats is er, zoals mevrouw Van Nes terecht opmerkt een relatie tussen de eerste 216 woningen en de andere 250, omdat de prijsaanbieding van de ERA mede is gebaseerd op het vertrouwen dat zij aansluitend ook de rest zal mogen bouwen. Dat is de achtergrond van de prijsaanbieding, dus mevrouw Van Nes heeft gelijk wat dit be treft. De VOORZITTER: Dat is dus ons standpunt. Wanneer de heer Crul en de mede-ondertekenaars van de motie de motie echter in stem ming wensen te brengen -- en ik zie aan zijn instemmend knikken dat hij dat inderdaad ter gelegenheid van dit agendapunt wenst te doen -- zal ik dat uiteraard niet tegenhouden. Ik veronderstel dat zij dit be schouwen als een algemene beleidszaak. De heer Crul bevestigt dit, hetgeen betekent dat wij nu achter eenvolgens tot de volgende uitspraken dienen te komen: 1. de stemming over de motie van de heer Crul; 2. de behandeling en beoordeling, alsmede de besluitvorming in zake agendapunt 13. Daarna stel ik mij voor u nog uit te nodigen u uit te spreken over de punten 14 en 15 van de agenda. De motie van de heer Crul c. s. wordt vervolgens in stemming ge bracht en met 28-6 stemmen verworpen. TEGEN hebben gestemd: de heer De Raaff, mevrouw jager- Middelbeek, de heer Van de Wijngaard, mevrouw Van Nes-Brands, de heren Mans, Kroon, Kramer, Koertshuis, Van Merkom, Jansen, Van Os, Goos, Severens, Veelenturf, Sandberg, Gielen, Taks, Van Loon, Van Duijl, Van Banning, Van Dun, Brooimans, Broeders, Van Graafeiland,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 218