223 26 FEBRUARI 1973 dames die in een gelegenheid aanwezig zijn, of zij daar nu werkzaam heden verrichten of daar op andere wijze aanwezig zijn, hetzelfde worden behandeld. De andere artikelen hebben onze instemming, bijvoorbeeld wat de wijziging van de dansvloer betreft. Er is echter één addertje onder het gras blijven bestaan. Dat is u in de bespreking duidelijk gemaakt en u hebt daar toen ook begrip voor getoond. Dat betreft de concurrentie van zaken als kantines, clubgebouwen, accommodaties op sportcomplexen, e. d. Men heeft gevraagd, mede op advies van de Kamer van Koophandel, daar in de artikelen 22 en 25 van deze verordening een regeling voor te treffen. Uw antwoord daarop was dat het naar uw mening onjuist zou zijn de concurrentieverhoudingen te reglementeren met de bepalingen op het gebied van de volksgezondheid in artikel 22 of van de sluitingstijd in artikel 25. U hebt niet ontkend dat de mogelijkheid bestaat. Met betrekking tot de clubhuizen hebben wij in de bespreking gesteld dat die een functie moeten kunnen vervullen en dat zij daarom tijdens trainingen, wedstrijden en vergaderingen geopend moeten kunnen zijn. Mogelijk is het voor u moeilijk die openingstijden te regelen, omdat dan moet worden vastgesteld in welke categorie zij thuishoren. Het bestuur van de afdeling Breda van Horeca wil ook daar begrip voor to nen en daarom gaat het akkoord met de uitwerking van deze verordening. Ik zou u alleen willen vragen de toezegging te herhalen die u in dat ge sprek hebt gedaan en in het openbaar duidelijk te maken dat op een ande re wijze nog eens zal worden teruggekomen op deze kwestie, om de onjuiste verhoudingen die door dit besluit zouden kunnen ontstaan zoveel mogelijk weg te nemen. De VOORZITTER: Wanneer ik tracht de vragen en opmerkingen van de heer Van Caulil te beantwoorden, moet ik in de eerste plaats zeggen dat de drank- en horecaverordening zoals die aan u is voorgelegd is gewijzigd in de zin zoals u bij brief van 14 februari is meegedeeld. Dit betekent dat artikel 14 komt te vervallen. De heer Van Caulil heeft daar al op gewezen. Voorts is het gestelde in hoofdstuk 6, artikel 15 onder b vervallen. Dat betekent dat in het vervolg glinsterende dans vloeren toegestaan zijn. Overigens hoop ik dat ze er niet komen, maar in ieder geval is het verbod uit de verordening verdwenen. Verder hebt u gezien dat in hoofdstuk 2, artikel 5 in het vervolg wordt gesproken over "een" - dat is duidelijk bedoeld als telwoord - en dat er in hoofdstuk 8 een vergissing stond. Ik meen dat wij bij de behandeling van dit stuk in aanmerking moeten nemen hetgeen in de brief van burgemeester en wethouders van 14 februari wordt vermeld. De opvatting van het colle ge daarin wordt ook gesteund door de afdeling voor juridische zaken. De heer Van Caulil heeft op een punt in het bijzonder gewezen- Ik ben blij dat wij in de gelegenheid zijn geweest met de afdeling Bre da van Horeca Nederland te discussiëren. Dat gesprek heeft vorige week maandag plaats gevonden. Het punt dat daarbij in het bijzonder aan de orde is geweest is dat van de ruimtebiedende gelegenheden als club lokalen e. d. Ik wil u er uitdrukkelijk op wijzen dat het hier gaat, spe ciaal in artikel 25 met betrekking tot de sluitingstijden, om bevoegd heden die de raad heeft ten aanzien van het maken van verordeningen in het belang van de openbare orde. Dat is het punt waarop is gewezen en daarover moet dus ook worden geadviseerd en beslist. Deze kwestie is gebaseerd op artikel 168 van de gemeentewet en er kan dus geen en kele twijfel bestaan over de vraag of wij hier met elkaar kunnen discus siëren over concurrentievervalsing e. d. Wat is er nu aan de hand? Ruimtebiedende gelegenheden - om ze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 223