21 4 JANUARI 1973 "heenbanjeren". Wij moeten voorkomen dat deze gemeenschapsactivi teiten op zichzelf niet evalueren. De heer QUADEKKER: Het wordt steeds mooier: een geëvalueerde koe,' Wethouder VAN GRAAFEILAND: De behoefte als zodanig moet gewoon manifest zijn. Men heeft reeds opgemerkt dat vooralsnog daar omtrent nog niet veel te merken is. Ik verzeker u dat de aandacht van het stichtingsbestuur hiernaar zal uitgaan. De heer Jansen heeft gevraagd wat er moet gebeuren als er meer dagen dan de genoemde zestig nodig zijn. De zestig dagen vertegen woordigen een minimum; dit houdt bepaald niet in dat, wanneer de gemeente Breda daaraan behoefte heeft, geen gemeenschapsactivitei ten zouden kunnen worden georganiseerd. De heer Van Duijl heeft op gemerkt dat goede activiteiten in dit kader onze steun behoeven; dit wil ik gaarne doorgeven aan mijn collega van cultuur, In dit verband zijn nog opmerkingen gemaakt rond de standpunt bepaling van de culturele raad. Ik meen dat wij ons enigszins afzijdig daarvan kunnen houden. De opmerkingen van de culturele raad hebben op mij ook niet de indruk gemaakt dat zij van erg veel inzicht getuigen in de problematiek. Ik zou willen stellen dat van een dergelijk advies college op zijn minst mag worden verwacht dat het zich beweegt binnen de daarvoor door de raad vastgestelde grenzen. Die grenzen zijn in het preadvies van september ook voor de culturele raad heel duidelijk aan gegeven. Ik ben van mening dat ik met mijn opmerkingen rond het gebruik van Het Turfschip reeds in voldoende mate op de brief van de Horeca Nederland ben ingegaan. Lid 4 van de overeenkomst, artikel 1, vormt niet de grond waarop de horeca-activiteiten worden geregeld. Die ac tiviteiten vormen een aspect van het totale functioneren van Het Turf schip, Dit valt als zodanig onder de normale bestemming van dit gebouw. Ik wil nu overstappen op de opmerkingen rond het personeel. Uit de opmerkingen vanuit de raad heb ik de algemene indruk gekregen dat men vindt dat de regeling, die door de N, V. is getroffen, voldoet aan de eisen die daaromtrent in september zijn gesteld. Ook de financiële consequenties daarvan - en dat zijn er nogal wat - zijn voor de gemeen te aanvaardbaar. Ik zou de rest van dit betoog willen scheiden in hetgeen in overleg met de vakbeweging aan de orde is geweest en in een aantal andere opmerkingen die te dien aanzien zijn gemaakt. Ik heb in de af delingsvergadering van vrijdag omstandig kunnen toelichten op welke wijze het overleg heeft plaatsgevonden. De heer Crul heeft er behoefte aan deze exercitie hier nogmaals te herhalen. Ik zal dat dan ook doen. Ik word gesterkt in mijn overtuiging dat het overleg met de vakbeweging toch erg goed is geweest, omdat wederom in het openbaar op een dergelijk ondergeschikt punt moet worden teruggekomen. Het ergert mij eigenlijk enigszins dat door de opmerkingen wordt gesuggereerd dat een vermeende uitspraak van de gedelegeerd commissaris van Het Turfschip invloed zou hebben gehad op de regeling voor het personeel. Het gaat om een ver meende uitspraak. Het blijkt dus dat iets dergelijks in het geheel niet het geval is. Ik heb dat ook in de afdelingsvergadering uitgelegd. Het komt bij mij over als het spelen op de bijvelden, omdat er op het hoofd- veld niet veel meer te vinden is. Ik wil beginnen met voorop te stellen dat ik de grootste waardering heb overgehouden voor het werk van de vakbeweging in dit kader, De vakbeweging heeft de aanvankelijk ook voor haar onaanvaardbare eisen van het personeel omgebogen tot een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 21