26 FEBRUARI 1973
230
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
33. Bijlage nr. 76
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OM DE VASTE
RAADSAFDELING VOOR SOCIALE ZAKEN, MAATSCHAPPELIJK
WERK EN VOLKSGEZONDHEID MET EEN LID UIT TE BREIDEN EN
TOT BENOEMING VAN DAT LID OVER TE GAAN.
De heer KRAMER: In de raadsafdeling voor sociale zaken, maat
schappelijk werk en volksgezondheid is de wens geuit tot uitbreiding van
het aantal leden van zes tot zeven. Namens de afdeling mag ik u voorstellen
hierin de heer Koertshuis te benomen.
De VOORZITTER: U stelt dit voor namens de afdeling, maar het moet
wel een raadsbesluit worden, zoals u bekend zal zijn. Ik vind dat dit niet
altijd een functie is van de raadsafdeling, maar u hebt dit nu gedaan. Ik
vraag de heer Koertshuis of hij bereid is deze benoeming te aanvaarden.
De heer KOERTSHUIS: Ja.
De VOORZITTER: Dan is de heer Koertshuis hiermee benoemd.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
34. Bijlage nr. 77
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BE
SCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR HET DOEN PLAAT
SE NWAN EEN DRIEKLASSIGE BARAK TEN BEHOEVE VAN DE SCHOOL
VOOR OPENBAAR BASISONDERWIJS KAPELSTRAAT 15.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
35. Bijlage nr. 35
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT SUBSIDIë-
RING VAN DE STICHTING BUURT- EN OPBOUWWERK BREDA.
Mevrouw PAULUSSEN: Ik bevind mij bij het begin van dit voorstel
een beetje in een moeilijk parket, in die zin dat hier een zaak aan de
orde is die nogal complex is en die voor gewone raadsleden en voor de
burgers bijzonder moeilijk te begrijpen is. Wij hebben er in de afdeling
verschillende keren over gesproken, maar ik kan niet nalaten in deze
openbare vergadering een aantal punten aan de orde te stellen, omdat het
een heel belangrijke zaak is waarover wij beslissen.
Wij hebben te maken met het Katholiek Instituut voor het Maatschap
pelijk Welzijn, dat in zijn takenpakket heeft het algemeen maatschappe
lijk werk, het peuterwerk, het buurt- en opbouwwerk in bijzondere situaties en
het zogenaamde sociaal-culturele werk. Wij hebben dit allemaal kunnen le
zen in de nota's die ons ter beschikking zijn gesteld en die ter visie hebben
gelegen. Om nu toch enig inzicht te krijgen in deze complexe materie,
geloof ik dat wij niet kunnen ontkomen aan enig nadenken en het op een
rij zetten van de ontwikkelingen die op dit moment in het hele welzijns
werk aan de orde zijn.
Het welzijnswerk zal, zoals zovele andere sectoren in onze samenle-