1 232 26 FEBRUARI 1973 van de oplossing van de problemen van de samenleving en minder op het mikken op het effect van de educatieve ontwikkeling van groepen in die samenleving. Het gaat er dus meer om de samenlevingsstructuur te veranderen, om een bijdrage te leveren aan de fundamentele demo cratisering. Ik weet wel dat men ons het verwijt zou kunnen maken dat agogen, zoals ze worden genoemd, en sociale en culturele werkers alleen maar bezig zouden moeten zijn met zich af te zetten tegen de maatschappij en haar structuren, al dan niet met cliënten zoals ik juist heb gezegd, terwijl het overige werk, het helpen van mensen in nood, bestempeld zou mogen en moeten worden als "ritselen aan de rand". Zo eenvoudig is het echter niet, want zelfs in de fase die aan deze maatschappijkri tische fase voorafging voelden wij ook al die spanning bij de werker die zich hoe langer hoe meer met de cliënt ging identificeren. Nu zien wij dat heel sterk. Wellicht kan ik de zaak met een voorbeeld wat verhelde ren, misschien heb ik het al eens eerder genoemd. Stel er is een slechte weg. De verkeersslachtoffers die het gevolg zijn van die slechte weg laat men niet aan de kant liggen in afwachting van de komst van de wegen bouwer die de weg zal verbeteren. Men zal echter de verkeersslachtof fers ook niet alleen maar oplappen om ze daarna weer diezelfde weg op te sturen. Nee, men zal zolang werken en ageren met het cliënt-systeem, wellicht via de methodiek van het opbouwwerk, dat de wegenbouwer opdracht krijgt aan het werk te gaan. Dit voorbeeld laat zien dat aangepaste hulp aan individuen en groe pen in sociale nood mede inhoudt het werken aan de verandering van de maatschappelijke structuren. Voor onze kijk op de sociale dienstverlening voor vandaag, morgen en de naaste toekomst betekent deze zienswijze dat de werkers in de sociale dienstverlening niet meer bereid zijn zich te laten opsluiten in een al te nauw professioneel kader, bijvoorbeeld dat van het maatschappelijk werk, maar dat alle werkers in deze sector als agogen, welzijnswerkers en veranderaars zich verbonden voelen met degenen die op het terrein van het welzijnswerk werkzaam willen zijn en vanuit die maatschappijkritische visie aan en met die samen leving willen werken. Wanneer wij nagaan tot welke conclusies dit leidt, dan moet mijns inziens de eerste conclusie zijn dat bij het werken aan een betere samen leving het hoofdaccent dient te liggen op de verandering van structuren en machtsverhoudingen, zonder daarbij de bevordering van - vult u maar in - emancipatie, volwassenwording, zelfwerkzaamheid en eigen verant woordelijkheid van mensen en groepen waarmee wij in die samenleving te maken hebben te verwaarlozen. Alle werkers in alle sectoren van het werk zouden vanuit deze opstelling en mentaliteit moeten functioneren. Ook alle andere verantwoordelijken - besturen, directies, staffunctiona rissen - moeten onzes inziens werken vanuit dezelfde opstelling. Allerlei disciplines en werksoorten worden zich steeds meer bewust van de verwevenheid van de maatschappelijke problemen, de achterlig gende oorzaken en de structurele problemen in de samenleving. Dit vraagt een interdisciplinaire projectmatige aanpak en daarom is coördinatie en integratie van alle werksoorten op het terrein van de sociale dienstverle ning de beste waarborg om de ontwikkelingen in de lijn van deze visie de grootst mogelijke kansen te bieden. De verzelfstandiging van het opbouwwerk in een aparte stichting dient derhalve naar onze mening dan ook eigenlijk te worden afgewezen. Welke zijn de voordelen van zo'n organisatorische koppeling? Ik heb er al enkele genoemd. Binnen een project zou - nu haal ik iets aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 232