233 26 FEBRUARI 1973 dat letterlijk in de blauwdruk van het K. I. M„ staat - in verscherpte mate kunnen worden gezocht naar met welke van de ten dienste staande werk vormen en methoden verschillende behandelingsplannen kunnen worden uitgevoerd. Men is dus vanuit één project bezig en kiest verschillende werkvormen en methoden om zodoende tot een goed behandelingsplan te komen. De afstemming vindt plaats binnen een zodanige setting dat snel kan worden beoordeeld wat wel en wat niet mogelijk is vanuit de gezamenlijke doelstelling van het beleid. De onderlinge bereikbaarheid wordt mijns inziens vergemakkelijkt, terwijl de communicatiemogelijk heden worden vergroot. Deze twee factoren zijn voorwaarden, niet al leen om zo goed mogelijke hulpverleningsplannen te ontwikkelen, maar ook omdat hierdoor ontwikkelingen op raakvlakken interdisciplinair aan de basis kunnen worden aangepakt. Dat dit vergroting van de efficiency op inhoudelijke zaken, zoals hierboven is aangegeven, bevordert hoef ik nauwelijks te zeggen. Voor de Bredase situatie zou bovendien kunnen gelden dat de historisch gegroeide interdisciplinaire verbondenheid wordt gecontinueerd. Dat het methodisch werken aan de samenleving, zoals omschreven in de nota, dat beoogt de stichting buurt- en wijkopbouwwerk, door ons als een noodzakelijke dienstverlening in de Bredase samenleving wordt gezien, staat amper ter discussie. Dat heb ik in mijn voorafgaande be toog wel duidelijk gemaakt. De vraag is alleen of dat in een aparte stich ting moet gebeuren en daar zijn wij, gezien de hele ontwikkeling en on ze visie op dit werk, eigenlijk niet van overtuigd. Wij betreuren het dan ook dat de wethouder in de voorbereidingsfase niet met meer kracht bij het ministerie van C.R.M. heeft gepleit voor de inbouw van de opbouw werkfunctie in het Instituut voor Maatschappelijk Welzijn. Ik heb hier de K van Katholiek tussen haakjes staan, want wij weten uit de gesprek ken dat het werken vanuit het Katholiek instituut een zaak is die ook meer opengaat naar de andere levensbeschouwingen en dat men. daar niet zonder meer aan vasthoudt. Dit hoeft dus geen belemmering te zijn om de zaak vanuit dat platform aan te pakken. Als conclusie zou u wellicht verwachten dat wij tegen deze hele zaak zijn. Aan de ene kant is het namelijk een ontzettend belangrijk gegeven dat het buurt- en wijkopbouwwerk alle kansen krijgt, juist vanwege de enorme behoefte die bestaat om te werken aan die fundamen tele democratisering en invloed uit te oefenen daar waar de bestuurlijke en politieke besluitvorming plaatsvindt. Dat is namelijk een heel belang rijke invalshoek. Aan de andere kant is, gezien de feitelijke gang van zaken, het stadium waarin het gesprek met het Provinciaal Opbouwor- gaan, hetK.I.M.de Commissie Samenlevingsopbouw en C.R.M. zo ver gevorderd dat wij op dit moment eigenlijk niet anders meer kunnen dan op zuiver pragmatische gronden zeggen: als het moet, dan moet het in godsnaam maar. Het kan nu nauwelijks meer anders, omdat de gesprekken al zo ver zijn gevorderd, met name ook met C.R.M. Wij gaan dus akkoord met het voorstel, maar op zuiver pragmatische gron den. Wij handhaven onze visie op deze zaak en wij willen dan ook de ontwikkeling van het functioneren van de werkgemeenschap van het K. I. M. en van de stichting buurt- en opbouwwerk kritisch blijven vol gen. Wij zouden daar echter de conditie aan willen verbinden dat deze zaak jaarlijks moet worden geëvalueerd, niet alleen van de stichting buurt- en opbouwwerk, maar ook in relatie tot het Instituut voor maat schappelijk welzijn, In het preadvies staat dat er een besluit wordt ge nomen voor drie jaar. In principe willen wij daarin meegaan, maar wij zouden het jaarlijks willen laten terugkomen, met name omdat volgend jaar deze raadsperiode afloopt. Dan zal de eerste fundamentele

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 233