26 FEBRUARI 1973 238 jaar of drie voordat het O, B.S, -werk ook alleen maar maatschappelijk werk is, terwijl de rest dan is ingebouwd in andere instituten. Persoon lijk ben ik er echter van overtuigd dat het bijzonder gunstig is dat dit nauw met elkaar verweven is. Ik zie dan ook gebeuren dat de nieuwe stichting die wij vandaag gaan oprichten, over enige jaren weer wordt ingebouwd in dat nieuwe grote instituut. Als wij dat nieuwe grote instituut willen hebben, zit ik toch wel een beetje omhoog met de toezegging dat deze stichting in het leven wordt geroepen voor drie jaar. Ik zou daarop een soort amendement wil len indienen door te zeggen dat wij hiermee bedoelen: uiterlijk drie jaar. Dit betekent dat wij, wanneer wij morgen tot de overtuiging komen dat het beter is de stichting overmorgen op te heffen, niet aan die drie jaar gebonden zijn. Bij discussies over stedelijk opbouwwerk zou namelijk wel eens kunnen blijken dat datgene waartegen wij nu "ja" zeggen zo zeer in strijd is met het totaal van wat wij bezig zijn te bestuderen, dat dit ons een blok aan het been is dat geen drie jaar mag duren. Ik hoop dan ook dat de wethouder kan toezeggen dat de verzelfstandiging maximaal drie jaar zal duren, maar dat die zonodig ook eerder kan worden opgeheven als de betrokken partijen tot het inzicht komen dat het beter anders kan. Dan is er nog een punt waar ik nogal mee zit en met mij verschei dene mensen die in het buurt- en wijkopbouwwerk werkzaam zijn. Zoals bekend bestaan er naast deze stichting in verschillende wijken opbouwraden, wijkorganen en hoe die verder ook mogen worden genoemd. Tot op de dag van vandaag heeft men de financiën die nodig zijn om een dergelijk appa raat aan het draaien te houden kunnen betrekken uit de pot van het K. M. Door de verzelfstandiging wordt deze financiële bron echter drooggelegd. Ook hier lopen wij dus weer het gevaar dat door deze verzelfstandiging de wijkopbouworganen in feite in een onmogelijke financiële positie komen te verkeren. In de voorbesprekingen die zijn gevoerd is ons toe gezegd dat nog dit jaar een oplossing zal worden gezocht voor de finan ciering van deze kosten. Ik hoop dat de wethouder in deze openbare vergadering opnieuw kan toezeggen dat dit financiële probleem voor de wijkorganen op zeer korte termijn zal worden opgelost, In het voorstel staat dat het aantal functionarissen van twee tot drie zal worden uitgebreid. Ik heb al opgemerkt dat dit in feite niet juist is. Op dit moment is er één opbouwwerker en één samenwerkings- functionaris. Deze gaat zijn functie verlaten en wordt ook wijkopbouw- werker, terwijl er nog een vakature is. Daarmee komen wij op drie. Ik hoop dat dit aantal spoedig aanzienlijk zal worden uitgebreid, want met drie mensen kan de grote hoeveelheid werk niet worden verricht, zeker niet wanneer het K. I. M. op het standpunt blijft staan dat het zich met zestig functionarissen blijft bezighouden met het maatschappelijk werk in de engere zin van het woord. Ik heb al gezegd dat ik datgene wat in het voorstel staat met be trekking tot de samenwerkings- en ontwikkelingsfunctie als niet geschre ven zou willen beschouwen. Op pagina 6 staat met name dat het college denkt aan weer een nieuw bureau. Ik hoop dat de wethouder mij kan toe zeggen dat wij doen alsof dat er niet staat, zodat een open discussie mo gelijk blijft en wij niet inherent aan het aannemen van dit voorstel ook deze ideeën overnemen. In het voorstel staat ook dat het Provinciaal Opbouworgaan is ge vraagd advies uit te brengen over de juiste structuur. Ik moet zeggen dat ik deze opdracht in strijd acht met de door het college overgenomen motie. Daarin wordt namelijk gesteld dat het Provinciaal Opbouworgaan zich niet alleen bezighoudt met structuren, maar dat het juist een prac- tische oplossing dient te vinden opdat er zo spoedig mogelijk tenminste

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 238