246
26 FEBRUARI 1973
meegaan, dat was van tevoren ook al duidelijk. Onze wegen gaan ech
ter uiteen wanneer hij zegt dat het opbouwwerk losgemaakt moet worden
van de specifieke functie van het maatschappelijk werk. Dit is naar onze
mening namelijk een verarming van het maatschappelijk werk. Daardoor
ontstaat onzes inziens de situatie dat het maatschappelijk werk, dat nu
juist in ontwikkeling is naar voorziening in de individuele noden van
mensen en groepen, wordt verstoord, terwijl dit een zaak is die niet al
leen vanuit die mensen moet worden bekeken, maar juist ook in relatie
tot het functioneren van de maatschappij en alles wat daarin aan de or
de is. Van daaruit een link te leggen naar het opbouwwerk en het samen
met het opbouwwerk werken aan die zaken, wat ik projectmatig werken
heb genoemd, is waar wij sterk voor willen pleiten. Daarom zou men
dit onzes inziens juist niet moeten loskoppelen. Dit is het kernpunt en
daar kunnen wij inderdaad nog uren, dagen en maanden over praten,
maar wij zullen het er niet over eens worden.
Ik geloof ook dat wij eigenlijk op verschillende golflengten pra
ten. Wanneer de wethouder namelijk zegt dat het opbouwwerk zo ont
zettend belangrijk is, met name ook voor de fundamentele democrati
sering, dan moet ik zeggen dat ik van harte hoop dat het lukt. Wij zul
len elkaar echter nog wel eens tegenkomen op dat punt, want ik veronder
stel dat wij wat dat betreft wel van mening zullen verschillen, maar dan
houd ik hem aan zijn woorden, tot dat eerste deel waar onze wegen uit
elkaar gaan en dan zullen wij nog wel een robbertje vechten.
Wat tenslotte de beperking betreft ben ik erg benieuwd naar de
nota die, als ik goed ben geïnformeerd, over enkele maanden in de
commissie algemene zaken aan de orde zal worden gesteld en die in
relatie zal staan tot de wijkraden. Mevrouw Van Nes en de heer America
hebben daar al iets over gezegd. Waarschijnlijk is de zaak helemaal helder
als wij die nota krijgen en zal dan duidelijk worden hoe de relatie is tus
sen het opbouwwerk en de wijkraden en wat de wijkraden voor functie
hebben, etc.
Verder heb ik de wethouder nog gevraagd of er niet een echte
fundamentele discussie kan worden ingelast voordat deze raad uit el
kaar gaat, door even pas op de plaats te maken en de stand van zaken voor
de nieuwe raad op te maken.
De heer KRAMER; Ook ik zal mij beperken. Het is mij niet hele
maal duidelijk hoe de vier knelpunten en de vijf voorwaarden die ik heb
genoemd in het uitvoerige antwoord van de wethouder uit de verf zijn
gekomen, maar voor het grootste deel heb ik er toch wel vertrouwen in.
Ik wil nog een punt naar voren brengen en dat is toch wel het cri
terium. Bij een van de voorwaarden heb ik namelijk gezegd dat ik het
op prijs zou stellen de mening van de bevolking te doen peilen door de
sociografische dienst. Ik meen dat het normaal is dat wij weten waar
wij mee bezig zijn en dat dit ook een onderdeel is van onze democratie.
Daar zou ik graag een duidelijk antwoord op ontvangen.
De heer AMERICA: Wanneer men een kind zes jaar lang een be
paald soort pap geeft en men vraagt het dan wat het wil eten, dan vraagt
het om die pap. Het kent namelijk niets anders. Wij zullen de discussie
over wat er eerder was, de kip of het ei, i.e. wie begonnen is, C. R. M.
of de gemeente, dus maar besluiten. Ik heb daar gewoon andere opvat
tingen over. Wij hebben hier veel te veel gekeken naar wat C.R, M. wil
en van daaruit hebben wij gedacht.
Verder vind ik dat de wethouder wel heel vlug over de financiële