26 FEBRUARI 1973
248
schappelijke dienstverlening. Dit komt o. m. de overzichtelijkheid
voor de burger, waarop de heer Kramer ook heeft gewezen, zeker niet ten
goede.
Met betrekking tot de financiële consequenties verkeren wij ook in
onzekerheid. De wethouder kan nu wel zeggen dat hij er nog weinig van
weet maar dat het niet veel duurder zal worden, maar wij wagen het
toch daaraan te twijfelen. Veel sprekers hebben dit voorstel het voor
deel van de twijfel willen geven. Wij doen dat niet; wij willen dit voor
stel niet gedogen, om een "Burger"-lijke term te gebruiken, en zullen
dus tegen stemmen.
De heer ROOZEBOOM: Ik zal het heel kort houden. Ik waag het
te betwijfelen of mevrouw Paulussen en wethouder De Raaff wel zoveel
van mening verschillen. De zaak is nogal theoretisch benaderd. Ik be
grijp dat wanneer er gesproken wordt over projectmatig, geïntegreerd
en gecoördineerd optreden in de maatschappelijke dienstverlening, er
methodische aspecten worden genoemd, die consequenties kunnen heb
ben voor de organisatievormen en samenwerkingsverbanden. Waar het
nu om gaat is dat de zaak nu misschien wat doorgetrokken wordt in de
juridische sfeer. Hier is namelijk de stelling aan de orde dat methodisch
werken alleen mogelijk is in één stichtingsvorm. Dat waag ik te betwij
felen, Die projectmatige aanpak is namelijk ook mogelijk wanneer er
meer juridische eenheden zijn; wij zien dat overal in de samenleving.
Daarom geloof ik dat de tegenstelling niet zo zwart-wit is.
De heer JANSEN: Omdat de heer Koertshuis verhinderd is nog lan
ger te blijven, heb ik het van hem overgenomen. Ook ik begrijp echter
best wat het probleem is om het O, B. S. -werk bij het K. I. M. te laten.
Dit is namelijk een gevolg van het feit dat de werkvorm van het O. B. S.
steeds uit drie onderdelen moet bestaan, namelijk het opbouwwerk, het
proces tot het aanzetten van die ontwikkelingen, het maatschappelijk
werk ten behoeve van onmaatschappelijke of minder goed aangepaste
gezinnen en het sociaal-culturele werk, inclusief diverse activiteiten.
Ook zaken als het peuterwerk kunnen hierbij worden ondergebracht. Door
het opbouwwerk in bijzondere situaties bij het K. I. M. te laten, zijn er
twee werkvormen oneigenlijk ondergebracht bij het K, I. M„ Deze zou
den thuishoren bij de nieuwe stichting. Zo krijgen wij onherroepelijk
te maken met moeilijkheden. In dezelfde buurt hebben wij dan name
lijk het opbouwwerk van de nieuwe stichting en het opbouwwerk vanuit
het K. I. M. Wij krijgen dan doublures, wij maken de zaak helemaal
duister en ondoorzichtig voor de burger. Het O. B.S. in delen splitsen
is subsidietechnisch niet mogelijk. Wij moeten dus kiezen en naar
mijn overtuiging zou de keus dan moeten vallen op de nieuwe stichting
buurt- en opbouwwerk. Daarbij zou het O. B.S. geheel moeten worden
ondergebracht en wel om de volgende redenen: 1. twee van de drie on
derdelen van het O.B.S. zijn daar zonder meer aanwezig, 2. als men
het maatschappelijk werk ten behoeve van onmaatschappelijke gezinnen
bij het K. I. M. handhaaft, bestaat de kans dat een groot deel van de
burgerij het K. I. M. gaat zien als een instituut voor maatschappelijk
minder goed aangepaste gezinnen. Vanwege de zuiverheid van de
taakstelling zou dat kleine stukje maatschappelijk werk dus beter op
zijn plaats zijn bij het opbouwwerk dan omgekeerd.
Wethouder DE RAAFF: Ik wil de sprekers antwoorden in de volgor
de waarin zij aan het woord zijn geweest. Mevrouw Paulussen vindt dat