249 26 FEBRUARI 1973 loskoppeling een verarming zal betekenen van het maatschappelijk werk. Terecht stelt zij dat wij hier nog zeer lang over zouden kunnen praten. De een vindt dit en de ander vindt dat; het een heeft voordelen maar er zijn ook zeer redelijke argumenten aan te voeren voor het ander. Eén ding ben ik met mevrouw Paulussen eens, namelijk dat wij geen erfenissen moeten laten liggen voor de volgende raad. Ik zou dan ook inderdaad graag zien dat wij nog tijdens deze. rit tot een grotere duide lijkheid en meer definitieve standpunten kunnen komen met de betrok kenen. Mevrouw PAULUSSEN: Zouden wij dat dan nu concreet kunnen afspreken? Wethouder DE RAAFF: Ik kan moeilijk zeggen dat wij dan en dan bijeen zullen komen om over deze affaire te spreken. Wij zien elkaar echter toch regelmatig; u hebt trouwens zelf al aangekondigd dat wij elkaar nog zullen tegenkomen en dat u dan een robbertje met mij wilt vechten. Ik veronderstel dat wij dan voldoende gelegenheid hebben om over deze affaire een nadere afspraak te maken. Mevrouw Paulussen heeft ook gesproken over de wijkraden, zij het niet zozeer direct tot mij als wel tot de voorzitter. Ik heb vanavond niet over wijkraden gesproken, maar over wijkopbouwraden. Dat neemt overigens niet weg dat over beide kan worden gesproken. Mevrouw PAULUSSEN: Ik ben benieuwd hoe dat er straks uit gaat zien, tegen de achtergrond van deze discussie. De VOORZITTER: Het is louter nieuwsgierigheid van mevrouw Paulussen.' Mevrouw PAULUSSEN: Meer dan dat, mijnheer de voorzitter.' Wethouder DE RAAFF: De heer Kramer heeft gezegd dat hij graag ook de mening van de bevolking zou willen kennen. Hij stelt ons voor te proberen die via de sociografische dienst aan de weet te komen. De mening van de bevolking stel ik ook zeer op prijs, maar of de sociogra fische dienst dat kan doen zou ik moeten vragen aan de directeur van die dienst. Ik wil het wel meenemen als een van de punten die wij nog moeten bekijken. De heer America heeft gevraagd naar de procedure voor de verdere evaluatie. Ik heb daar al iets over gezegd, namelijk dat die evaluatie zal moeten plaatsvinden, maar hoe dat moet gebeuren weet ik op dit moment ook nog niet. Wellicht is ook dit een zaak die wij in gezamen lijk overleg kunnen overwegen. Ik heb gezegd dat hier in de raadsafde- ling verder over zal worden gesproken. Het mopje van de heer America over het kind dat zes jaar pap heeft gegeten en dan na die zes jaar nog om pap vraagt, kan ik niet helemaal volgen, maar dat zal wel komen doordat de vergelijking een beetje mank gaat. Over de financiële probleire n kan ik niet meer zeggen dan ik in eerste instantie al heb gedaan. Ik heb het laten na gaan en men heeft mij gezegd dat een en ander voor de opbouwraden geen financiële consequenties heeft. Of het nu in de begroting van de nieuwe stichting zit of dat er nog posten zijn die subsidiabel zijn bij het K. I. M. kan ik op dit moment niet zeggen, maar wij zullen het nog uitzoeken. Evenmin kan ik zonder meer antwoorden op de vraag

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 249