251
26 FEBRUARI 1973
PAUZE.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik zou graag wil
len overgaan tot afronding van agendapunt 35 en vraag de raad
derhalve of hij stemming verlangt over dit voorstel. Dat blijkt
niet het geval te zijn.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voor
stel van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening
dat de heren Dees en Sanberg geacht willen worden daar tegen
te hebben gestemd.
36.bijlage nr. 33
MEDEDELINGEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE
ORGANISATIEONDERZOEK ONDER ANDERE BIJ HET KATHOLIEK
INSTITUUT VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN.
De heer KRAMER: Ik wil hier in het kort op ingaan omdat deze
materie nog lang niet uitputtend is behandeld. Er valt nog heel veel
over te zeggen en er zijn nog vele vragen, zonder dat ik zeg dat
er evenzovele dingen verkeerd zouden zijn. Een organisatie als het
K. I. M. met ongeveer zestig personeelsleden doet uiteraard veel
en goed werk, maar ook hier is er sprake van een aantal ondui
delijkheden, die voor een deel voortvloeien uit gebrek aan inzicht
en uit de geweldige hoeveelheid documentatie die ons de laatste
tijd is toegezonden. Dan komen er kortsluitingen in begrippen,
relaties en de overzichtelijkheid van de organisatie, in de taken
en zeer zeker ook in de financiën. Een belangrijk knelpunt is
wederom de behoefte die bij de bevolking bestaat, maar ik meen
dat het tenminste zo be langrijk is te weten te komen hoe de be
volking nu en in de toekomst over het functioneren van het K. I. M.
zelf wil meepraten en hoe dit georganiseerd moet worden. Ik prijs
mij gelukkig dat wij onder leiding van de wethouder voor sociale
zaken als afdeling met het bestuur van het K. I.M. hebben afge
sproken dat wij elkaar om de drie a: vier maanden zullen informeren.
Dat is namelijk hard nodig. Dit te realiseren lijkt mij bijzonder
zinvol en onze fractie rekent dan ook op uw medewerking.
De heer SEVERENS: Op pagina 5 van het voorstel wordt iets ge
zegd over de doelstelling van het K. I. M. Die omschrijving komt
mij tamelijk oudbakken voor. Het kan zijn dat die al wat eerder
is geformuleerd, maar als wij kijken naar de praktijk van het K. I. M.
heb ik toch het idee dat het niet het instituut is dat zoveel ver
nieuwingen en veranderingen in de samenleving aanbrengt. Wat
betreft de doelstellingen missen wij duidelijk het ondernemen van
acties om op basis van solidariteit met de deelnemers te werken;
wij missen het uitoefenen van invloed op sociaal-politieke situaties,
omdat een aantal dingen niet op lokaal niveau alleen kan worden
gerealiseerd. Voorts missen wij bij de middelen duidelijk ook een
stuk politisering en actiewerk. Ik neem aan dat de doelstellingen
al wat ouder zijn, maar als wij kijken naar de feitelijke situatie
in Breda hebben wij niet de indruk dat het K. I. M. een dynamisch
functionerend instituut is. Bij tal van gelegenheden hadden wij
mijns inziens zeker van het K. I. M. mogen verwachten dat het
een serieuze gesprekspartner zou zijn, waarbij ik denk aan de