26 FEBRUARI 1973
252
bespreking van de huisvestingsnota, aan problemen als de tijdige
aanpak van sanering, de ontvolking van de binnenstad, e. d.
Dit zijn allemaal problemen die te maken hebben met individuele
en groepsproblemen, waarvan de oorzaken vaak zijn gelegen in de
structuren. Een structurele aanpak missen wij hier echter volledig.
Dit zou wellicht kunnen inhouden dat de raad en ook het college
veel kritischer zouden moeten nagaan of het K. I. M. zijn functie
optimaal waarmaakt.
Naar ik meen heeft het K. 1. M. nu zo'n drie d vier jaar aan
zelfonderzoek gedaan. De vraag rijst daarbij ik deel die met de
heer Kramer -- of de deelnemers met wie het K. I. M. zelf werkt
wel bij dit onderzoek zijn betrokken. Dit moet mijns inziens be
palend zijn voor de vraag of de nieuwe organisatiestructuur zo
danig is dat die werkelijk in het belang van de cliënten is voor
wie men werkt. Ook dat is mij nog niet geheel duidelijk en ik
geloof dat het van belang is dat de raad uitdrukkelijker dan in
het verleden het geval was het wel en wee van het K. I. M.
kritisch blijft volgen.
Mevrouw PAULUSSEN: Ik wil niet op dit punt ingaan en alleen
zeggen dat ik bij de behandeling van het vorige agendapunt duide
lijk ook onze visie naar voren heb gebracht op de ontwikkelingen
in de sociale dienstverlening en de richting waarin die zouden moeten
gaan. Het is veelbelovend dat de heer Roozeboom mijn betoog heeft
onderstreept. Wellicht kan hij, zittend op een andere stoel dan die
van bestuurslid van het K. I. M.die ontwikkeling mee kan helpen
bevorderen.
De heer ROOZEBOOM: Mag ik hier even op ingaan, mijnheer de
voorzitter?
De VOORZITTER: Gaat uw gang, mijnheer Roozeboom, u weet
er alles van, zou ik zeggen.
De heer ROOZEBOOM: Naar aanleiding van hetgeen de heer
Severens naar voren heeft gebracht zou ik willen zeggen dat
-- dit is trouwens algemeen bekend -- in het K. I.M. een instel-
lingsraad functioneert van de medewerkers zelf. Als dat niet goed
functioneert zou ik dus eigenlijk tot de conclusie moeten komen
dat de mensen op de sociale academie niet goed zijn opgeleid.
Wethouder DE RAAFF: Ik geloof dat mevrouw Paulussen inder
daad gelijk heeft wanneer zij zegt dat de fundamentele discussie
over de taken en doelstellingen van het K. I. M. in feite reeds
bij het vorige voorstel aan de orde is geweest. De heer Seve
rens wijkt enigszins van dat standpunt af, hij vertelt althans
hetzelfde nog eens in andere woorden. De doelstelling van het
K. I. M. zoals die hier is neergelegd is inderdaad iets anders,
misschien zelfs heel anders, dan de heer Severens bedoelt. Wij
hebben er uiteraard ook over gesproken met het bestuur van het
K.I. M. en het is ook aan de orde geweest in de raadsafdeling.
Het bestuur van het K. I. M. onderschrijft de hier aangegeven
doelstelling en is van mening dat het terzake van structurele
of meer algemene oorzaken een signaleringsfunctie heeft. Dat
staat ook met even zoveel woorden in de structuurnota.