253
26 FEBRUARI 1973
Evenals de heer Kramer vraagt de heer Severens hoe het zit
met de behoeften; de heer Kramer vraagt wat de bevolking er
van denkt. Ik ben van mening dat een aanzet om iets aan die be
hoeften te doen bestaat in een van de structuurorganen van het
K.I.M. Er wordt ergens gesproken over referentiegroepen, die
worden omschreven als te zijn samengesteld uit burgers uit de
werkgebieden als steungroep voor de projecten. Ik heb dit zo
opgevat dat deze referentiegroepen dienen om degenen die bij
het K. I. M. werken een klankbord te verschaffen, opdat zij
kunnen nagaan of zij op de goede weg zitten, of zij het goed
doen of dat het anders moet. Ik meen dat met die referentie
groepen wordt voldaan aan het verlangen van beide heren om
een relatielijn te hebben met de betrokkenen. Dat wij kritisch
moeten blijven kijken naar het functioneren, zoals de heer
Severens zegt, is juist. Alleen moeten wij het natuurlijk niet
iedere maand doen, wij moeten de mensen ook de gelegenheid
geven een bepaalde tijd te werken, zeker nadat er enkele jaren
is gestudeerd op het functioneren van het instituut.
De heer Kramer heeft het nog gehad over onduidelijkheden en
het ontbreken van inzicht. Ik moet erkennen dat, ondanks de vele
uren van studie en de vele gesprekken die aan deze materie zijn
gewijd, ook mij nog niet alles duidelijk is. In de stukken is dan
ook regelmatig sprake van verdere studie en verder overleg. Toch
geloof ik dat bepaalde dingen wel duidelijk zijn en dat wij daar
van uit moeten gaan en daarop verder moeten bouwen. Er zal
echter nog veel gesproken en geschreven worden voordat alles
volkomen duidelijk is.
De heer SEVERENS: Nog een korte reactie. Ik heb de wethouder
concreet gevraagd of de deelnemers, de mensen voor wie het K.I.M.
werkt, zelf ook betrokken zijn bij dat jarenlange onderzoek.
Wethouder DE RAAFF: Bij het onderzoek dat heeft plaatsgevonden.
De heer SEVERENS: Ik heb er niet zoveel behoefte aan in te
gaan op de papieren doelstelling van het K.I.M. Ik heb ook ge
zegd dat wij, als wij kijken naar het maatschappelijk beleid zo
als dat in de praktijk in Breda wordt gevoerd, het K.I.M. toch
eigenlijk te weinig tegen komen bij belangrijke initiatieven die zijn
genomen, waarbij ik opnieuw noem de begeleiding van sanerings
processen. Dergelijke zaken zijn door particuliere groepen eerder
aangezwengeld dan door het K. I. M. Juist als het K. I. M. een sig
naleringsfunctie heeft, zoals de wethouder stelt, zou het dat eerder
in de gaten moeten hebben en daar concreet en daadwerkelijk op
moeten inspelen. Wat dat betreft hoop ik dan ook dat het K.I.M.
in de praktijk waarmaakt wat het wil doen, namelijk maatschappij
vernieuwingen behartigen, waardoor persoonlijke en groepsproblemen
kunnen worden voorkomen.
Dan nog een laatste opmerking aan het adres van de heer Rooze-
boom. Ik veronderstel dat de sociale academie inderdaad een goed
contact onderhoudt met de werkers, maar mogelijk heeft de academie
nagelaten een goed contact te onderhouden met het bestuur.