281
15 MAART 1973.
voorstel ligt tot verlening van een rijkssubsidie hiervoor.
De heer KROON: Naar aanleiding van dit voorstel zijn mijn gedach
ten onwillekeurig teruggegaan naar uw voorstel tot het instellen van een
koopavond. Er zijn namelijk wel enkele vergelijkbare punten in beide
voorstellen aan te wijzen. Ten aanzien van een koopavond kon de ge
meentelijke overheid in aansluiting op de rijkswetten bepaalde maat
regelen treffen. Zo is het ook hier: de plaatselijke overheid kan, in aan
sluiting op de Wet Autovervoer Personen, indien nodig, bepaalde maat
regelen treffen. Bij het voorstel tot het instellen van een koopavond wa
ren er drie groepen van belanghebbenden; bij dit voorstel spelen dezelf
de groepen een rol: de ondernemers, de werknemers en de consumenten.
In drt geval ligt de zaak echter nog ingewikkelder dan bij het voorstel
van destijds. Ook hier doet zich het eigenaardige verschijnsel voor dat
de werknemers over het algemeen slecht georganiseerd zijn, tot hun ei
gen schade; bij het winkelpersoneel deed zich een vergelijkbare situatie
voor. Wat de ondernemers betreft komt hier een zeer duidelijke contro
verse tot uiting. Wanneer de ondernemers op basis van vrijwilligheid zou
den kunnen komen tot het instellen van een dienstrooster en een tele
fooncentrale, zou ik mij daar zeker in kunnen vinden. Gebleken is ech
ter dat die mogelijkheid niét bestaat.
Wat de consument betreft is de zaak veel duidelijker dan destijds,
toen wij moesten besluiten over het al dan niet instellen van een koop
avond. Het openbaar vervoer dient goed geregeld te zijn. Van de con
sumenten is daarover geen enkele klacht vernomen, integendeel: men
is het erover eens dat het taxivervoer in Breda buitengewoon goed func
tioneert. Ik moet u dan ook zeggen dat ik voorshands niet met dit voor
stel van burgemeester en wethouders kan instemmen. Het dwingend op
leggen van bepaalde regelingen aan vrije ondernemers, waardoor zij in
hun handelingen beperkt worden, vind ik op dit moment beslist niet no
dig, omdat de belangen van de consumenten in de huidige situatie niet
worden geschaad.
Ik ben ervan overtuigd dat het Rijtijdenbesluit wordt overtreden,
misschien wel vaker dan het aantal geconstateerde overtredingen doet
vermoeden. De werknemers moeten hun eigen belang begrijpen en zich
aansluiten bij de daartoe geëigende bonden. Dat is mijns inziens de bes
te oplossing.
Van diverse zijden hebben ons naar aanleiding van dit voorstel
schrifturen bereikt. Het schrijven van de heer Drion en zijn confrères
heeft mij het meest aangesproken. Zeer nadrukkelijk wordt er in dat
schrijven op gewezen dat het niet onmogelijk is dat de straks gewijzig
de wet gewijzigde uitvoeringsbesluiten zal meebrengen, waardoor de
ze verordening weer zal moeten worden veranderd. Mijns inziens zou
den wij er daarom alleszins verstandig aan doen te wachten tot de nieu
we wet er is. Zoals de zaak nu ligt, kan ik niet met dit voorstel van
het college meegaan.
De heer VON SCHMID: Het onderhavige voorstel acht ik belang
rijk genoeg om er nader op in te gaan, ofschoon verschillende sprekers
reeds belangwekkende opmerkingen te berde hebben gebracht. Aller
eerst meen ik te moeten constateren dat deze concept-verordening voor
uitloopt op een wet die nog in de maak is. Volgens publikaties in de
krant zal met de nieuwe wet gestreefd worden naar het instellen van
centrale dienstroosters en telefooncentrales voor de taxibedrijven over
al in den lande. Feit is echter dat déze verordening daarop vooruitloopt.