289 15 MAART 1973. drijf hier ter stede "Peutax" heeft te kennen gegeven dat het gedwon gen is zijn activiteiten te beëindigen, nu het geconstateerd heeft dat een aantal huurautobedrijven in Breda het Rijtijdenbesluit heeft over treden, Het mag bekend worden verondersteld dat dit college niet be reid en ook niet bevoegd is om te treden in het vrije verkeer tussen on dernemers, Wij hebben dat standpunt meermalen geuit, met name als er gediscussieerd werd over de zogenaamde cash-and-carry en soort gelijke bedrijven. Een spel van vrije concurrentie moét mijns inziens toegestaan worden, met één grote restrictie: behalve indien regelingen, door deze gemeenteraad getroffen, aanleiding zouden kunnen geven tot concurrentievervalsing. Dit is een belangrijk uitgangspunt in dit geval, omdat naar de mening van het college in de taxiwereld inder daad sprake is van concurrentievervalsing. Volgens het Ri jtijdenbesluit mag door een beroepschauffeur niet méér gereden worden dan 51 uur per week. Het is aantoonbaar dat ver schillende huurautobedrijven in Breda dat maximum van 51 uur niet ge ring, maar vérre overschrijden, Contröle op naleving van het Rijtij denbesluit is, zoals ik al gezegd heb, schier onmogelijk. Gezien de ze overwegingen is het mijns inziens de plicht van de raad in het ka der van een regulerend optreden, waartoe hij geroepen is, handelend op te treden. Deze affaire, die destijds is aangebonden door het taxibedrijf "Peu tax", is aanleiding geweest tot een veelheid van besprekingen, die wij in deze zaal hebben gevoerd met de huurauto- en taxi-ondernemingen. Zoals bekend, is aan het college van burgemeester en wethouders het verlenen van vergunningen opgedragen. Om aan de bestaande situatie een einde te maken, zouden wij gebruik kunnen maken van onze be voegdheid om andersoortige vergunningen te verlenen. Het is echter óók bekend dat het niet wel doenlijk is vergunningen vóór 1 januari te wijzigen, omdat de bestaande verhouding tussen vergunningverlener en vergunninghouder dermate ingrijpend zou worden gewijzigd, dat het ongetwijfeld zou leiden tot beroepschriften bij gedeputeerde, staten, die met een meer dan aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door de beroepinsteller zouden worden gewonnen. Een andere en aller laatste mogelijkheid voor de gemeente om in het conglomeraat van moeilijkheden regelend op te treden is gelegen in het creëren van een verordening. Deze verordening moet door de raad worden vastgesteld en wordt als zodanig vanavond aan de raad gepresenteerd. De gemeenteraad kan twee dingen doen: hij kan de verordening vaststellen, maar hij kan de verordening ook afwijzen omdat hij vindt dat er tè zwaar wordt ingegrepen in het particuliere ondernemerschap. Het college kan die laatste overweging aanvoelen, maar wijst dan wèl op de situatie waarin de huurauto- en taxibedrijven zich in Breda be vinden. Ik ben de laatste die op de leden van de raad morele druk zou willen uitoefenen, maar als de raad deze verordening niét aanneemt zal hij verantwoordelijk zijn voor de situatie die ik heb geschetst en die zal worden gecontinueerd. Eén van de consequenties zal zijn, dat door de oneerlijke concurrentiepositie één van de Bredase bedrijven met 25 werknemers zijn bedrijf zal moeten sluiten. Door verschillende sprekers is erop gewezen dat er in onze gemeen te een huurauto-adviescommissie bestaat. De heer Von Schmid heeft te kennen gegeven niet te veel waarde te kunnen hechten aan het ad vies van die commissie, omdat een groot aantal groeperingen uit de huurauto - en taxiwereld daarin niet vertegenwoordigd zijn. Welnu, dS3r zit nu net de kern van het probleem. De werkgevers van de taxi bedrijven zijn georganiseerd in de Koninklijke Nederlandse vereniging

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 289