303
15 MAART 1973,
wèl van de rijksregeling gebruik maken. De mensen die in woningwet
woningen gehuisvest zijn wil de gemeente evenwel geen medewerking
verlenen om dat huis te kopen.
Er wordt vaak gepraat over het leefbaar maken van een wijk. Ik
ben van mening dat iemand die een woningwetwoning koopt meewerkt
aan de opbouw van een wijk. Zij zijn de blijvers, de wortels van een
wijk; zij zijn de doe-het-zelvers, die met plezier verbeteringen in hun
huizen aanbrengen. Momenteel hoort men vaak verkondigen dat de
wijken zo doods zijn. Wij geven de mensen echter geen gelegenheid
om verbeteringen aan te brengen.' Laat de mensen wonen en recreëren
tegelijkertijd. Ik vind het belangrijk dat zij daartoe de gelegenheid
krijgen.
Van het college wil ik graag horen welke motieven het aanvoert
om géén medewerking te verlenen aan deze rijksregeling. Wanneer
de mensen een woningwetwoning kopen, zijn die woningen toch niet
weg? Aan de totale bezettingsgraad doet dit niets toe of af. Daarom
begrijp ik niet waarom het college de mensen wil beletten een eigen
woning te kopen.
De heer VAN BANNING: De titel waarop wij in het verleden on
ze medewerking niét hebben verleend, is naar mijn mening komen te
vervallen. Het betoog van de heer Van Caulil vind ik zó duidelijk en
zó indringend, dat ik het van harte wil ondersteunen.
De heer KROON: Voor de derde achtereenvolgende maal wordt ons
voorgesteld een besluit te nemen als het onderhavige, dit in afwijking
van de rijksregeling op dit gebied. Toen dit besluit voor de eerste keer
genomen werd, was ik een fel tegenstander. De motieven die de eerste
keer golden, gelden nu naar mijn smaak nog onverkort. Er bestaat een
veel te grote behoefte aan woningwetwoningen in deze huurklasse. Daar
om heb ik mij vroeger akkoord verklaard met het voorstel van het col
lege en daarom zal ik dat ook nu weer doen.
De heer VAN DUN: Hoe merkwaardig het ook klinkt, ik kan mij
het best vinden in de redenering van de heer Kroon. Hij heeft precies
de kern van de zaak geraakt. Het is overigens de bedoeling van het col
lege ook dit voorstel weer te clausuleren voor één jaar. Daarmee ver
plichten wij ons het volgend jaar met een soortgelijk voorstel terug te
komen, zo de raad althans nu met dit voorstel akkoord wil gaan.
De heer Van Merkom heeft ons aangeraden eens in Den Haag te
gaan praten. Het probleem is evenwel: met wie? Het landelijk beleid
op dit gebied is natuurlijk in hoge mate afhankelijk van de wind die er
straks zal gaan waaien. Wij moeten er natuurlijk voor zorgen dat het
landelijk beleid in Breda op de juiste wijze vertaald wordt, tenzij zich
in Breda specifieke situaties voordoen.
Waarom willen wij nu handelen in afwijking van de rijksregeling?
In 1971 en 1972 zijn motieven aangevoerd om de verkoopmogelijkheid
van woningwetwoningen op te schorten. Daaraan lag de gedachte ten
grondslag dat het "van de knotsen" is om bij een enorm bestand aan wo
ningzoekenden elke mogelijkheid tot verbetering niét aan te grijpen.
Dat uitgangspunt geldt thans nog onverkort. Als de heer Van Caulil wil
betogen dat wij door deze wijze van handelen de mensen met de laag
ste inkomens benadelen, dan moet ik hem verwijzen naar de circulaire
van de minister, waarin meegedeeld wordt dat de verkoopmogelijkheid
van woningwetwoningen een limiet krijgt bij mensen met een inkomen
van 21. 000, -- en hoger. Als wij op dat inkomen de 17%-regeling