305 15 MAART 1973. De heer VAN MERKOM: In eerste instantie heb ik de wethouder ge vraagd of hij ons de achtergronden van de rijksregeling uiteen zou kun nen zetten. Misschien kan daaraan in het preadvies van het volgend jaar aandacht worden geschonken. In het voorstel van het college heb ik niet kunnen vinden hoeveel aanvragen er eigenlijk nog liggen van vóór twee jaar. De wethouder heeft gezegd dat het effect van deze regeling moei lijk aantoonbaar is. De volgende keer wil ik dat effect toch graag ge kwantificeerd zien. De heer VAN LOON: Met de argumentatie die uit dit voorstel blijkt heb ik de grootst mogelijke moeite. Ik kan mij niet voorstellen dat men goedkope woningen vrij kan krijgen door de mensen die op het ogenblik in die woningen gehuisvest zijn niet in staat te stellen die woningen te kopen. Ik ben tegen een verder uitstel. De heer KROON: De wethouder heeft duidelijk toegezegd dat de afwijking van de rijksregeling ook nu weer voor één jaar zal gelden. Ik ben blij met die toezegging. Met dit voorstel kan ik akkoord gaan. aan gezien wij op deze manier zelf de beschikking houden over relatief goed kope huurwoningen. Zo kan de doorstroming op gang worden geholpen. De heer VAN DUUL: Met dit voorstel kan ik akkoord gaan. Ik zou het evenwel op prijs stellen, wanneer in het voorstel van het volgend jaar ook een cijfermatige benadering opgenomen kan worden. Daaruit kunnen de motieven van het college duidelijker worden afgeleid. De heer CRUL: Het is de raad bekend dat onze fractie achter dit voorstel staat. Daarom willen wij de gedachte van de heer Van Caulil dan ook ontraden. Wil men de mensen de mogelijkheid bieden om de wo ningwetwoningen te kopen, dan wordt de doorstroming in ieder geval voor dié categorie mensen vertraagd, en dat wensen wij zeker niet. Ver der begrijp ik niet waarom de heer Van Loon dit voorstel niet duidelijk vindt. In de leeskamer ligt elke maand een lijst van vrijgekomen woning wetwoningen. Als die woningen verkocht zijn, hebben wij er geen enke le zeggenschap meer over, zodat wij er geen mensen meer in kunnen plaatsen die aan zulke huizen juist de grootste behoefte hebben. De heer VAN LOON: Maar als die mensen er naar hun zin wonen, waarom mogen zij dan het huis niet kopen? De heer VAN DUN: Evenals de heer Van Loon heb ik de grootst mo gelijke moeite, niét met dit voorstel, maar met pogingen om de heer Van Loon te overtuigen van het feit dat het vervreemden van welke mo gelijkheid dan ook om de woningnood op te lossen voorkomen dient te worden. D&t is de ratio achter dit voorstel van het college. De heer Van Duijl heeft geïnformeerd naar de cijfermatige onder bouw van dit preadvies. Het is een onmogelijke opgave aan te tonen welke mensen om koop van hun woningwetwoning gevraagd zouden heb ben, zo de regeling die mogelijkheid gegeven zou hebben. Ik weet niet hoeveel mensen door het besluit van de raad in 1971 en in 1972 gefrus- teerd zijn. De heer Van Banning heeft gevraagd wat er zal gebeuren met de 132 aspirant-kopers uit Breda-Oost. De heer VAN BANNING: Die 132 zijn in ieder geval bekend.'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 305