29 4 JANUARI 1973 waarin bestemmingen en bepalingen opgenomen zijn. Ik zou u willen vragen toe te zeggen dat een wezenlijke wijziging in ieder geval aan de raad zal worden voorgelegd, onafhankelijk en in welke vorm dan ook, betrekking hebbende op de horeca of op de cultuur. Als het college mij deze toezegging wil doen, ben ik daarmee gelukkig. De heer VAN BANNING: Ik wil nog enkele punten ter sprake bren gen. Gaarne wil ik nog even ingaan op hetgeen de wethouder van eco nomische zaken heeft gezegd met betrekking tot het functioneren a titre personnel. Hij zegt dat aan het feit dat hfj wethouder is of iemand anders directeur van De Stem, geen extra verantwoordingsplicht kan worden ontleend. Ik moet u zeggen dat ik u, zonder dat ik hiervan een halszaak zou willen maken, gaarne in overweging wil geven deze materie nog eens in de afdeling algemene zaken aan de orde te stellen. Wat is namelijk het geval? Er worden straks door de raad leden benoemd in de stichting; zij ontlenen hun benoeming dus eigenlijk aan een raadsbesluit. Ik meen dat er dan toch een duidelijke relatie met de raad zou moeten bestaan. Ik wil hiervan geen halszaak maken, maar uit dien hoofde lijkt het mij aan de raad toe te komen op een gegeven moment in een raadsvergade ring de stand van zaken te vernemen. De stichting heeft immers zijn bevoegdheid ontleend aan een besluit van deze raad. Vervolgens wil ik de congresdienst ter sprake brengen. Er wordt duidelijk gesproken over het feit dat acquisitie gepleegd gaat worden. Ik vind dat op zich een bijzonder goede zaak. Een acquisitie behoeft, naar men zegt, niet uitsluitend ten goede van Het Turfschip te komen. Ik wil er sterk op aandringen dat op dit punt een uitstekende coördinatie wordt gevormd. Ook anderen zijn daarmee voortdurend bezig. Verder is er gesproken over de bijdrage van de participanten. De wethouder heeft gezegd dat wanprestatie misschien zou kunnen leiden tot ontbinding van de overeenkomst. Uit artikel 9 punt 5, maak ik ei genlijk op dat het college nog enigszins in het ongewisse verkeert. In de overeenkomst staat met name dat de stichting, indien van een par ticipant nog iets gevorderd zou moeten worden, bereid zou zijn een lening af te sluiten. Dan zitten wij natuurlijk bijzonder moeilijk; een zaak, waarmee de Bredase gemeenschap zeer nauwe betrekkingen heeft, zou tot dekking kunnen dienen. Kortom", ook hiervan zou ik op het ogen blik geen halszaak willen maken. Ik verwacht wél van de vertegenwoor digers van deze gemeente dat bij voortduring nauwlettend wordt toege zien op het feit, dat de participanten op tijd aan hun verplichtingen ten opzichte van de stichting voldoen. De heer Crul heeft een motie aangekondigd, die slaat op de open baarheid. Ik ben een groot voorstander van de openbaarheid. Ik meen ech ter dat in artikel 6, dat wij zoéven besproken hebben, zoveel waarborgen verwerkt zijn dat voldoende aanknopingspunten aanwezig zijn; als blijkt dat de gang van zaken niet zodanig is als wij zouden wensen, kunnen wij daarop nog nader inspelen. Dit neemt niet weg dat ik een jaarver slag zou toejuichen. Ik heb dus persoonlijk geen behoefte aan de motie- Crul in deze zin. Tot slot heeft de heer Crul het met mij verheugend genoemd dat er veel belangstelling wordt getoond vanuit de gemeenschap. Als ik iets vanuit mijn hart verfoei, dan zijn het wel de ongrijpbare invloeden, die hier spelen en mede tot onze besluitvorming zouden leiden. Ik ben het dikwijls op allerlei gebied met de heer Crul eens; in dit verband moet ik u eerlijk zeggen dat hij mij in een bijzonder moeilijk parket brengt. Hij spreekt over ongrijpbare beïnvloeding. Hij vertelt niet waarin dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 29