30 4 JANUARI 1973 precies zit. Ik zal straks mijn beslissing te kennen geven, ik moet u eerlijk zeggen dat ik tegen deze manier van discussiëren, ook van de zijde van de heer Crul, bijzonder ernstige bezwaren heb. Ik geloof namelijk niet dat van de kant van de industrie of van welke kant dan ook in deze kwestie een afkeurenswaardige benadering heeft plaatsge vonden. Ik heb iets dergelijks niet vastgesteld. De heer VAN DUIJL; Ik heb weinig toe te voegen aan hetgeen mijn fractiegenoot zojuist heeft gezegd. Het antwoord van de wethouder op onze opmerkingen geeft mij weinig aanleiding om daarop nog nader in te gaan. Wél wil ik nog even ingaan op de opmerking van de heer Crul over een uitlating over het beschikbaarstellen van middelen voor Het Turfschip, die volgens hem gedaan zou zijn. Als de heer Crul goed geluisterd heeft naar mijn eerste betoog, heeft hij kunnen horen dat ik duidelijk gezegd heb dat men, als een financiële last ondraaglijk wordt, daaraan iets moet gaan doen. Als men bereid is voor Het Turfschip mid delen ter beschikking te stellen, betekent dit niet dat dit geldt voor de eeuwigheid. Men behoeft niet tot in de oneindigheid door te gaan met het beschikbaar stellen van middelen. Ergens legt de verantwoordelijk heid een beperking op. Die verantwoordelijkheid is duidelijk aan de orde; zij heeft de beperking opgelegd. Daarom zijn wij van mening dat men op een gegeven moment zal moeten erkennen: tot hier en niet verder.' De heer SANDBERG: Wat mij betreft is zo langzamerhand alles gezegd, wat er te zeggen valt over het voorstel. Ik had dan ook niet het woord gevraagd, ware 'het niet dat ik in eerste instantie iets had gezegd over een motie onzerzijds. Die motie betrof zoals u weet een uitnodiging aan het college de raad in kennis te stellen van de artike len conform het kettingbeding van de overeenkomst tussen de stichting en de pachter. De wethouder heeft in eerste instantie duidelijk toege zegd da: hij geen bezwaar 'heeft deze zaken ter kennis van de raad te brengen. Ik kan mijn motie dus gevoeglijk intrekken. De heer CRUL: Ik wil mijn excuses aan de heer Van Caulil aan bieden, Ik heb uitdrukkelijk nfet de heer Van Caulil bedoeld. Ik heb mij versproken. De heer VAN LOON: De heer Crul schijnt er een gewoonte van te maken allerlei uitspraken en bedoelingen van andere leden van deze raad te citeren. De heer Crul zegt dan weer met betrekking tot gemeen schapsactiviteiten een aantal dingen, die ik gezegd of bedoeld zou heb ben in de commissie ad hoe. Hij heeft gezegd dat ik in het verleden her haalde malen zou hebben gezegd dat het mij niets zou interesseren wat de gemeenschapsactiviteiten in Het Turfschip zouden kosten. Hij heeft verder gezegd dat het de bedoeling van de commissie ad hoe zou zijn ook nog een financiële regeling in het rapport op te nemen. Naar mijn opvatting zijn dit beslist onjuiste mededelingen. Ik daag de heer Crul uit deze stellingen bij een volgende gelegenheid waar te maken. Wethouder MANS: De heer Severens heeft mij twee vragen gesteld. Hij heeft gevraagd naar de ondersteuning van gemeenschapsactiviteiten in Het Turfschip en naar het bedrag dat het afgelopen jaar aan subsidie is besteed ten behoeve van activiteiten in Het Turfschip. Ik meen dat ik vrij kort kan antwoorden. Het is ook voor de heer Severens en voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 30