22 MAART 1973
316
De indruk wordt gewekt dat deze opslag een blijvende maatregel
is. Naar onze mening is dat niet juist. O. i. heeft de C.S.M.
twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is een opslag op het
terrein ten noorden van de Emerput. Als de specie voldoende uit
gewerkt is -- er staan wat dure woorden in het voorstel -- kan deze
aan zonder afscherming in de Emerput gestort worden. De tweede
mogelijkheid is dat de specie direct in de Emerput wordt gestort,
maar dan in het afgeschermde deel. Wij zouden graag van het col
lege horen of onze veronderstelling juist is. Betekent de keuze van de
C.S.M. in feite dat vanaf 1974 -- als tenminste de tussenoplossing
in 1973 houdbaar is -- direct in het afgescheiden deel van de Emer
put gestort wordt? In het stuk wordt de indruk gewekt dat dat niet
het geval is.
Daarnaast hebben wij twijfels over wat nu eigenlijk de bedoeling
is met de verdere storting, tot 1999 en eventueel nog daarna. Wij
hebben de indruk dat wij door dit voorstel aan te nemen de moge
lijkheid scheppen dat de C. S. M. na een aantal jaren toch in de hele
put gaat storten. Is dit inderdaad het geval? Uit het stuk blijkt het
onvoldoende.
De sociografische dienst heeft nog niet zo lang geleden een werk
stuk bij ons gedeponeerd over de industrieterreinen die nu nog in
Breda voorhanden zijn. Uit die studie hebben wij geconcludeerd
dat wij, als zich tenminste geen bijzondere zaken voordoen, nog
tot ongeveer 1980 met de huidige industrieterreinen toe kunnen. Als
wij daarbij de industrieterreinen van de Haagse Beemden optellen
-- volgens de informatie 120 ha -- kunnen wij nog wel wat jaartjes
rond. Naar de huidige maatstaven gerekend is er behoefte aan onge
veer 10 ha per jaar. Wanneer wij hierbij ook nog de informatie be
trekken die professor Casimir ons verstrekt heeft over deze kwestie,
het feit dat er in Brabant 655 ha industrieterrein braak ligt en wij
tevens rekening houden met de mogelijkheden die de Moerdijk biedt,
dan zullen wij naar onze mening op het punt van het opvangen van
de groei van de werkgelegenheid voor wat betreft de industrieter
reinen geen problemen krijgen. Wij vragen ons dan ook af of wij
het stuk grond dat de C. S. M. nu heeft in de Haagse Beemden niet
in het bezit van de C. S. M. kunnen laten zodat deze op dat terrein
of op een gedeelte van dat terrein haar specie kan storten. Misschien
is dit een van de alternatieven die het college onderzocht heeft en
kunnen wij dat even horen.
Over de recreatie is al veel gezegd. Ik hoef er dan ook niet veel
aan toe te voegen, vooral niet omdat nogal wat leden van deze raad
lid zijn van de Baroniese Hengelaars. Er zijn zelfs bestuursleden in
het college meen ik gehoord te hebben. Het belang van de recreatie
hoef ik dus niet meer te onderstrepen. De Brabantse Milieufederatie,
de groep Leefbaarheid Belcrum en de vereniging Baroniese hengelaars
hebben een dringend beroep op ons gedaan om de Emerput voor de
recreatie te behouden. Op grond van de thans voorhanden zijnde in
formatie zijn wij van oordeel dat wij aan dat beroep gevolg moeten
geven; wij moeten het in ieder geval in onze besluitvorming be
trekken.
De milieukant van de zaak is ook al aargesneden.In en rond
Breda is nog maar weinig goed oppervlaktewater. Het lijkt ons daar
om van het grootste belang dat het water dat zuiver is niet veront
reinigd wordt. Er zijn plannen om dat stuk van de Emerput af te
schermen en in de put beluchters te plaatsen. Dat zou eigenlijk