317 22 MAART 1973 voldoende garantie moeten geven. Wij vertrouwen daar echter niet zo op. In de nota van het Waterschap hebben wij twee passages gevonden die dat eigenlijk onderschrijven: ten eerste dat de beluchters veiligheidshalve ook geplaatst moeten worden in het deel van de put waar voorlopig geen specie gestort wordt en ten tweede dat een eventuele restvervuiling van de Emerput door water dat uit het afgeschermde deel afkomstig is, niet vol doende nauwkeurig vast te stellen is. Er staan in de nota natuur lijk nog andere punten die wel de zekerheid geven dat het goed gaat, maar wanneer men deze twee passages in beschouwing neemt is het onbegrijpelijk dat het Waterschap zo gemakkelijk tot een positief advies is gekomen. Wij vinden de werkgelegenheid bij de C. S. M. natuurlijk van groot belang, maar wij zijn van mening dat er andere mogelijkheden gevonden moeten worden om het afvoeren van specie en daarmee het functioneren van het bedrijf veilig te stellen. Er zou een stu die ondernomen kunnen worden om daarvoor een oplossing op langere termijn te vinden zodat de Emerput gevrijwaard blijft van bieten specie. Wij hebben zelf al gewezen op de mogelijkheid dat het industrieterrein Haagse Beemden daarvoor gebruikt wordt. Misschien is het mogelijk de vergunning tot storten in de Krouwelaar een jaar te verlengen. Wij zijn dus van mening dat de Emerput niet als oplossing ge bruikt mag worden. Er is al een aantal alternatieve mogelijkheden op tafel gelegd. Heel wat burgers hebben daaraan meegewerkt. De Baroniese hengelaars hebben zelf de suggestie gedaan het toe komstige recreatieterrein in de Haagse Beemden te gebruiken. Enkele heuvels zouden de aantrekkelijkheid van dit terrein wel licht nog kunnen verhogen. Het voorstel van de heer Leenders is al uitvoerig besproken; wij zijn van mening dat dat ook een moge lijkheid kan zijn. De werkgroep Leefbaarheid Belcrum heeft een suggestie gedaan met betrekking tot de weidegrond langs de Mark. Daar zou een bezinkvijver geplaatst kunnen worden om voorlopig de specie te storten. Wij dachten dat het college het wel aange naam zou vinden dat zo veel groepen uit de burgerij en ook indi viduele burgers ons rechtstreeks en in de pers te kennen hebben gegeven dat zij zich bij deze zaak betrokken voelen. Het is onze mening dat wij bij onze besluitvorming met deze opvattingen reke ning moeten houden. Ons standpunt -- het standpunt van de vier eerdergenoemde leden van onze fractie --is dat wij met de infor matie die wij nu hebben niet mee kunnen gaan met de punten a. en b. van het voorstel van het college, terwijl wij voor wat be treft punt c, de tijdelijke ingebruikgeving van gronden ten noor den van de Emerput, nog enig voorbehoud maken omdat wij op dit moment onvoldoende op de hoogte zijn van de consequenties die dit heeft voor het milieu. Mijnheer de voorzitter. U heeft er in uw brief aan de fracties over het functioneren van de raad op aangedrongen de bespreking te bekorten, onder andere door het indienen van een motie wan neer men het ergens niet mee eens is. Wij willen dat vandaag doen. Ik zal u deze motie direct overhandigen. De motie komt er op neer dat wij op grond van een aantal argumenten niet meegaan met het voorstel, maar dat wij toch de werkgelegenheid veilig willen stellen door een tijdelijke oplossing te vinden voor het storten van de specie en door onmiddellijk een studie aan te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 319g