319
22 MAART 1973
oorsprong hoeven wij het verder niet te hebben. Nogmaals, over de
vooruitzichten voor de Emerput verkeren wij, als wij met dit voor
stel meegaan, in het onzekere. Ik zou deze kwestie dan ook in het
kader willen plaatsen waarin zij thuis hoort. Er zal in de toekomst
steeds meer sprake zijn van een spanning tussen wat het bedrijfs
leven eist -- daar hangt de werkgelegenheid uiteraard mee samen --
en wat het milieu om een stad heen betekent, wat met name de
recreatie voor de mensen inhoudt. Het is duidelijk dat het bedrijfs
leven zich steeds meer offers zal moeten getroosten, ook financieel,
om tot oplossingen te komen waarbij geen recreatiegebied in gevaar
wordt gebracht. Ik ben van mening dat wij dat centraal moeten stel
len. Als wij dat niet doen gaat er, terwijl wij eindeloos blijven pra
ten over het milieu, steeds weer ergens een stukje verloren omdat
men zegt dat het niet van natuurlijke oorsprong is of dat het, zo
dicht bij de fabriek, voor de hand ligt dat daar gestort wordt of dat
een andere oplossing het bedrijf te veel geld kost. Dat laatste zal
bij elk bedrijf wel net geval zijn. Er is een werkelijke aanpak van
het milieuprobleem nodig. Dat zal inderdaad meer kosten met zich
meebrengen, daarvan is iedereen, ook hier in de raad, overtuigd.
Men zou het ook als volgt kunnen zeggen. Wij moeten in deze tijd
zeker niet onnodig recreatiegebied opofferen, al kan men natuurlijk
twisten over de noodzaak. Ik meen dus dat wij dit punt centraal moeten
stellen. Ik geloof ook niet dat de werkgelegenheid in gevaar zal komen
als een bedrijf hogere kosten moet maken om het vuil dat het zelf
voortbrengt te bestrijden. Op den duur zal dat toch wel weer zijn
voordelen hebben. Als een fabriek het vuil op de juiste wijze verwerkt
zal zij in de toekomst minder last krijgen met nieuwe problemen op
dit gebied. De uitgaven die men nu doet voorkomen uitgaven die men
straks moet doen. Er worden op het ogenblik steeds deeloplossingen
getroffen in plaats van definitieve oplossingen, althans oplossingen
voor meer dan enkele jaren. Ik meen dan ook dat wij blij moeten
zijn met het idee van de heer Leenders. Dit is misschien niet de
oplossing, maar mogelijk wel een uitweg uit het probleem waar
voor wij staan. Als wij vanavond het voorstel van het college ver
werpen en er is geen alternatief dan kunnen daaruit, naar ik heb
begrepen, grote moeilijkheden voor het bedrijf ontstaan. Het voorstel
van de werkgroep zou, als het gerealiseerd kan worden, de eerste
jaren een uitkomst voor het bedrijf kunnen betekenen; men zou dan de
komende twee drie jaar naar een meer definitieve oplossing kunnen
gaan zoeken. Op dit moment is mijn standpunt dat ik het voorstel
zoals het hier ligt niet kan steunen. Als het college het voorstel
niet uit zichzelf aanhoudt en in afwachting van een definitieve met
een voorlopige oplossing komt, die geen gevaar betekent voor dit
recreatiegebied, zou ik gaarne zien dat de raad het voorstel zou
verwerpen.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Er is al veel gezegd over de Emer
put; ik zal proberen het zo kort mogelijk te houden. Toen de Emer
put in oktober voor de eerste keer niet ter tafel, maar wel ter sprake
kwam is er ook nogal wat over te doen geweest. Een aantal belang
hebbenden en belangstellenden heeft zich toen danig geroerd. Helaas
heeft dat niet veel indruk gemaakt want het college heeft zich wel
iswaar beraden en een gewijzigd voorstel ingediend, maar de belang
hebbenden van toen hebben al die tijd min of meer buitenspel ge
staan. Zij zijn niet op passende wijze vroegtijdig van de voorstellen