325 22 MAART 1973 hebt daar wel gronden genoeg en de rest koopt u er wel bij. Dat is nu juist niet mogelijk want wij zullen die grond moeten ont eigenen en onteigenen kan niet want wij hebben geen titel omdat het bestemmingsplan nog geen rechtskracht heeft. Wij zitten dus in een vicieuze cirkel. Dat is één uitgangspunt dat helaas niet klopt. Het tweede uitgangspunt van de heer Leenders is dat de grond waar op de bietenspecie is gestort -- een omvangrijk stuk land -- na ne gen jaar bouwrijp zou zijn. Dat is niet het geval. Ik heb hier een technisch advies dat de dienst openbare werken vanmorgen heeft op gesteld. Daarin staat dat het lange tijd duurt voordat de bietenspecie, aie op een stuk land gestort wordt, uitgezakt en aangeklinkt is -- ik meen dat dat de terminologie is -- en die grond als opgespoten grond beschouwd kan worden. Die negen jaar mag u bijna verdubbe len, te meer omdat de bietenspecie van de C. S. M. op het ogenblik voor bijna honderd procent uit klei bestaat. Ik verwijs naar een soort gelijke situatie in de IJsselmeerpolders. Met het laatste ingekomen stuk kan ik de heer Kroon een genoegen doen. U weet dat wij november vorig jaar een brief gehad hebben van de visserijinspectie, ondertekend door de directeur van de visserij inspectie van het ministerie van landbouw en visserij, waarin duidelijk wordt gesteld dat het storten van bietenspecie in de Emerput ontoelaat baar is. Sportiviteit moet erkend worden. Ik ben vandaag door de vrien delijke bemiddeling van de secretaris van het bestuur van de Baro- niese hengelaars in het bezit gesteld van een schrijven van dezelfde visserijinspectie over de Emerput. U weet dat citeren gevaarlijk is; het voorlezen van een hele brief is echter ondoenlijk, Ik zal u één alinea voorlezen: "In grote lijnen kan ik mij verenigen met de werk wijze die door het Waterschap West-Brabant in zijn nota betreffende de afvalwaterlozing van de C. S. M. in de Emerput op pagina 4 is voorgesteld voor het storten van bietenspecie teneinde dit water zo lang mogelijk als viswater te kunnen handhaven. Ik heb een aan tal fotocopieên van deze brief laten maken die voor u dit verhaal mijnerzijds zullen verifiëren; u kunt er, uiteraard zo lang de voor raad strekt, een exemplaar van meenemen. De directeur van de visserijinspectie voegt in zijn brief aan het bovenstaande vier noten toe. Hij stelt voor voor eventuele calamiteiten een fonds te vormen; het kan immers fout gaan met het scherm. Ik vind dit een beetje een opmerking bezijden de zaak waar het eigenlijk om gaat. Loopt het fout, dan hebben wij de artikelen in de overeenkomst om nog scherpere maatregelen op te leggen. Mevrouw van Rooij heeft ge vraagd of er nog andere maatregelen genomen kunnen worden als dit geen oplossing blijkt te zijn. Er is inderdaad nog een stringentere maatregel te treffen. Dan komt men echter wel in strijd met het geen mevrouw van Rooij heeft opgemerkt over het landschappelijk schoon. Dan zouden er ten noorden van de Emerput tanks geplaatst worden waarin de specie indikt. Volgens het Waterschap is dat niet nodig, maar het is wel een mogelijkheid als er eventueel iets fout zou gaan. De directeur van de visserijinspectie zegt op de tweede plaats dat het aanbeveling verdient de bietenspecie eerst op te slaan en dan te storten. Op de derde plaats pleit hij voor het plaat sen van beluchters in het niet-afgeschoten gedeelte van de Emerput, in het gedeelte waai niet gestort gaat worden dus en het ware, -- zo wordt tenslotte in deze brief gesteld -- alhoewel verwacht mag worden dat de in oppervlakte afnemende Emerput wanneer de aoor het Waterschap voorgestelde werkwijze wordt gevolgd, nog

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 325