32
4 JANUARI 1973
dergelijk jaarverslag zou kunnen worden geschaard.
Rond het gebruik is door de heer Van Os opgemerkt dat de heer
Van Dun het een en ander over een open restaurant heeft opgemerkt
tijdens de raadsafdelingsvergadering. Tijdens diezelfde vergadering
is ook opgemerkt dat wij rond de totale uitbouw van de uitzendactiviteiten
op dit moment over te weinig informatie beschikken om daaromtrent de
raad een afgerond voorstel te kunnen voorleggen. Ook heb ik nu reeds
opgemerkt dat de informatie die, bijvoorbeeld rond de gemeenschapsacti
viteiten, in de raadsafdeling is verstrekt bij nader inzien onjuist blijkt te
zijn. Als wij namelijk de bebouwingsverordening goed interpreteren -
ik bedoel de bebouwingsverordening binnenstad noord-oost en de bestem
ming bijzondere doeleinden - houdt dat in dat ingevolge artikel 1, lid
3, de gemeenschapsactiviteiten in het gebouw kunnen plaatsvinden. Dat
geldt in feite ook voor de horeca-activiteiten in dit gebouw. Dat wordt
ondersteund door de doelstelling, die in het verleden aan de N. V. Het
Turfschip is meegegeven.
De heer Van Caulil vraagt nogmaals uitdrukkelijk wezenlijke wij
zigingen in de bestemming aan de raad voor te leggen» Ik mag hem ver
wijzen naar de brief, die terzake aan de raadsleden is verstuurd. Daarin
staat dat de ontheffingsbepalingen door de raad worden vastgesteld, om
dat de bevoegdheid niet is gedelegeerd aan het college van burgemeester
en wethouders.
De heer VAN CAULIL: Ik had zo graag een duidelijk antwoord op
mijn vraag, of het college wil toezeggen dat het met iedere wijziging
van een bestemming in de raad wil komen. Ik heb met opzet gevraagd
of het niet binnen het bestemmingsplan valt. Is dit niet goed overgeko
men of werkt mijn apparaat niet goed?
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Het is voortreffelijk overgekomen» All
veranderingen van een gebruik, niet overeenkomstig lid 3, worden geregeld
overeenkomstig lid 4. Door het college is u medegedeeld dat die verande
ringen aan de raad zullen worden voorgelegd.
De heer VAN CAULIL: Bevestigt het college op dit moment mijn
vraag?
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ja, ik meen van wel.
De heer VAN CAULIL: Dank u wel' Zo zou ik het graag in de no
tulen zien»
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik meen dat dit reeds in eerste
termijn in dezelfde bewoordingen aan de orde is gesteld. Als dat nog
niet duidelijk was, dan geeft toch de brief, die daaromtrent is verzon
den, voldoende uitsluitsel.
De heer Crul komt nog even terug op het risico van de pachter.
Hij doet dit in nauwe samenwerking met de heer Van Os. Waar haal ik
ineens het bedrag van f 500. 000, -- vandaan? Ik zou de heer Crul willen
verwijzen naar pagina 7 van het preadvies, dat op 26 september de raad
heeft bereikt. Daarin staat dat dë onverplichte bijdrage van de gemeente
in het jaar 1971 ongeveer 400. 000, --heeft bedragen; in het jaar 1972
zal dit bedrag ongeveer f 600» 000, -- zijn. Dat betekent dat dit bedrag
gelijk is aan het exploitatietekort, omdat de verplichte bijdrage gelijk
is aan de kapiïaalslasten. Dat houdt weer in dat de exploitant eerst moet