22 MAART 1973 Wethouder VAN DUN: Dat antwoord zal heel kort zijn. De heer Kroon heeft gesproken over de wat kriegelige opmerking van de wethouder in het begin van diens betoog over achtendertig deskun digen in de raad. Ik wil van die achtendertig best zevenendertig maken, maar de opmerking was mijnerzijds niet kriegelig bedoeld. Er demonstreert zich iets merkwaardigs bij een aantal raadsleden. De heer von Schmid bijvoorbeeld zegt niet deskundig te zijn, maar tegelijkertijd zegt hij de oplossing van het Waterschap te wantrouwen. Naar mijn mening etaleert hij daardoor een zekere deskundigheid. In de tweede plaats getuigt de heer von Schmid van deskundigheid als hij zegt de motie van de heer Crul uitstekend te vinden. Laten wij nu maar een jaar op dat land gaan storten, zo zegt hij, en dan ben ik er van overtuigd dat wij een oplossing vinden zonder dat de werkgelegenheid daarvan schade ondervindt. Ik ben het daar niet mee eens omdat wij in de afgelopen periode alle alternatieven onderzocht hebben. Er is geen ander haalbaar alternatief. Een tweede correctie wil ik maken aan het adres van de heer Kroon. Wanneer ik botweg zeg dat de uitgangspunten van de heer Leenders fout zijn, dan bedoel ik te zeggen dat de uitgangspunten waarop de heer Leenders zijn plan baseert niet haalbaar zijn. Ik noem enerzijds het op korte termijn in eigendom verwerven van die gronden en ander zijds het opspuiten van bietenspecie op die gronden waardoor zij ge schikt zouden worden als bouwgrond. De heer van Merkom heeft een enigszins verkeerde voorstelling van zaken gegeven. Er wordt namelijk 750. 000 m3 bietenspecie in de Emerput gestort, maar niet van onder op. De methodiek van het scherm brengt nu juist met zich mee dat men van de kant af gaat storten; dit wordt opgehoogd, waarschijnlijk zelfs tot iets boven maaiveld en dan gaat men verder. Dit betekent dat de Emer put als viswater blijft bestaan tot 1999, maar steeds kleiner wordt. Dat klopt ook met de brief van het ministerie van landbouw en visserij die ik geprobeerd heb te citeren, waarin eveneens gecon stateerd wordt aat de in oppervlakte afnemende Emerput nog jaren als viswater zou moeten functioneren en dat het, gezien enerzijds het grote aantal sportvissers en anderzijds het ten opzichte van de ge ringe oppervlakte goede viswater, wenselijk zou zijn nieuw dan wel compenserend viswater aan te leggen. De heer van Caulil heeft gesproken over de toekomstige recreatie gebieden in de Haagse Beemden. Ik vind het moeilijk daai iets op te zeggen omdat wij over de Haagse Beemden nog geen verstandig woord gezegd hebben. Anderzijds is het bekend dat de Baroniese Hengelaars gevraagd hebben om een "optie" om te vissen in de Galderse meren. Het kan een alternatief zijn voor de sportvisserij; of de Baroniese Hengelaars daarin figureren is een zaak van nader beraad. De heer Crul moet ik gelijk geven. Zoals door hem terecht is opgemerkt heb ik de betreffende brief onzorgvuldig geciteerd. De tweede opmerking van de heer Crul had betrekking op de oplossing van de heer Leenders. Hieraan zouden dezelfde bezwaren verbonden zijn als aan de oplossing van het storten van bietenspecie op de hui dige terreinen van de C.S. M. Daaraan zouden inderdaad ook twee moeilijkheden verbonden zijn. Het zou de ontwikkeling van het in dustrieterrein Haagse Beemden frustreren en de ondergrond zou niet geschikt zijn om er industrieën te stichten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 333