339 22 MAART 1973, De VOORZITTER: Dames en heren. Ik open deze informele bijeen komst over onze binnenstadsplannen. Ik heb zojuist al iets gezegd over het programma. Voor u ziet u de heer Van Hezewijk van het bureau Ruimtelijke Ordening in Vught, die ik bij deze bijeenkomst bijzonder welkom heet. Hij heeft een voor onze stad heel belangrijke opdracht. De heer Van Dun, die u uiteraard kent, zal de inleiding verzorgen. Verder zijn er drie van onze hoofdambtenaren aanwezig, te weten de heren Elich, Van der Lest en Alkemade, die voor deze ene keer op de stoelen van de wethouders zitten. Ik stel voor dat wij het gesprek nu beginnen. Wethouder VAN DUN: Ik vind het plezierig dat de burgemeester de mensen die aan deze kant van de tafel zitten al heeft voorgesteld. Ik zou nog een kleine aantekening willen maken. Het is niet de bedoeling dat de zogeheten stuurgroep "binnenstad", waarvan u aan deze kant van de tafel een aantal representanten ziet, het college en de raad gaat bij praten over datgene wat tot nu toe gebeurd is. Het is alleen uit ruimte gebrek dat wij deze opstelling hebben gekozen: dit om elk misverstand te voorkomen. Als ik wat gedachten uit het verleden bij u mag oproepen, wil ik allereerst stellen dat u geenszins de illusie moet hebben dat er vanavond getoond gaat worden hoe wij denken dat de binnenstad van Breda er in de toekomst moet gaan uitzien. Uit het tijdschema dat u. in uw bezit heeft en de drie rapporten -- eigenlijk de twee rapporten en de bijlage -- die u ongetwijfeld gelezen hebt blijkt duidelijk dat wij op weg zijn in een proces dat via een wetenschappelijke en bestuurlijke onderste king van een en ander leidt tot een inspraakprocedure waarbij wij met elkaar kunnen afspreken hoe de binnenstad zich in de toekomst dient te ontwikkelen. De studie is in 1970 aanvaard middels een raadsbesluit omdat het stadsbestuur van Breda, zowel het dagelijks bestuur ais de raad, gecon fronteerd werd met zich van buiten aandienende zaken die steeds noop ten tot incidentele beslissingen. Ik noem in dit verband een aantal pro blemen dat zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan zoals de verkeers problematiek, de kwestie van de stedelijke ruilverkaveling, de kwestie wonen of niet wonen in de binnenstad, de zaken rondom de Gerardus Majellawijk, de reconstructie van de Grote Markt enzovoorts. Wij zijn van mening dat wij een visie op de binnenstad node missen op dit mo ment. Dat is in 1970 precies hetzelfde geweest en dat is aanleiding ge weest om iets te gaan doen. Daarvóór was er op dit gebied, zoals u zich zult herinneren, al iets gedaan. Er was een opdracht gegeven aan M. P. O. om de structuur van het gebied Leuvenaarstraat-Middellaan te bekijken. Uit dat M. P.O. -onderzoek is waardevol materiaal gekomen, dat mede ten basis ligt aan het verkeers- en vervoersrapport en dat tevens een aan tal waardevolle cijfers heeft opgeleverd over de koopkracbtoriëntatie op Breda. Wij wilden een schaalvergroting toepassen omdat wij van mening waren dat wij niet alleen voor het gebied Leuvenaarstraat-Middellaan en een aantal incidentele problemen een oplossing moesten zoeken. Naar onze mening was er behoefte aan een visie op de Bredase binnenstad als geheel, als afgeleide van de functie van Breda in groter verband. In 1970 constateerden wij dat er binnen het gemeentelijk apparaat onvoldoende mankracht en -- niemand zal mij dat kwalijk nemen -- onvoldoende deskundigheid was om een zo groots karwei aan te. pakken. Op dat mo ment heeft het toenmalige college aan dé raad voorgesteld een team, bestaande uit de stedebouwkundige afdeling van de dienst openbare wer ken, onze eigen sociografische dienst en het bureau Van Hezewijk op-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 339